Toen jezus 12 was

Toen Jezus twaalf jaar was.

Jezus-in-de-tempel-reduced
Toen Jezus twaalf jaar was, mocht hij als pelgrim met zijn ouders mee naar Jeruzalem, om er het feest van de uittocht uit Egypte te vieren, dat Pascha heet. In Nazareth had hij gezien hoe de mensen leefden, dat was de wereld in het klein. Nu ging hij de grote wereld ontdekken en wat het hart van de wereld was. Voor een Israëliet was het hart van de wereld Jeruzalem en vooral de te tempel, het huis van God. Van daaruit zou God Koning worden over de mensen. Je kon al een maand van te voren merken dat er iets zou gebeuren. Op de grote wegen werd gewerkt om de kuilen op te vullen en de bruggen te herstellen want duizenden Joodse pelgrims ook uit verre landen zouden komen om op te gaan naar Jeruzalem. Midden in Nazareth stond een dag of tien houten kraampjes waar de mensen hun tempelbelasting inleverden of het gewone geld alvast in wisselden voor tempelgeld.
In de synagoge werd nog eens uitgelegd wat het feest betekende en welke voorschriften men moest opvolgen: zeven dagen lang geen gewoon brood eten, maar alleen ongegist plat brood, het brood der ellende zoals ze dat noemde, en herinnering aan de haastige vlucht uit Egypte toen die geen tijd meer hadden om het brood te laten rijzen. Toen kwam de dag dat allen die uit Nazareth zouden opgaan naar Jeruzalem zich verzamelden. Het leek wel een grote karavaan. die zich opstelde. Terwijl de jongens die mee mochten in het schemer donker van de vroege morgen tussen de bepaalde ezels speelden, of al vooruit holden de weg op stond Jezus doodstil in een hoekje van de werkplaats te bidden. Voor hem zou dit nu de grote reis worden naar het hart van de wereld naar het huis van God, de allerheiligste plek op de aarde. Zo gingen zij op naar Jeruzalem. Drie dagen duurde de tocht en ze overnachtten dan op een vaste plaats ergens in de stad. Wie daar familie had of iemand kende sliep onder een hut van takken of zomaar bij een vuur, waar het kil kon zijn in de lente. Denk je eens in dat Jezus daar in het veld heeft geslapen in zijn mantel gerold als deken. Hij hoefde niet ver te reizen om bij God te zijn en toch was het als of hij nu op reis was naar God naar Zijn huis. En het was nog twee dagen lopen. Langzaam bewoog de stoet mensen zich voort met de beperkte ezels en dieren die een geschenk zouden zijn voor de tempel. Van alle kanten kwamen nog meer pelgrims allen op weg naar het zuiden. Zij kwamen uit in de brede warme vallei bij Jericho. Dat was een oeroude stad omgeven door hoge muren maar er waren prachtige tuinen en balsemplantages. Het rook er naar bloesems voor al in de ’s winters was het er heerlijk. Er woonde veel rijke priesters familie, officieren en belastinginners. En het was de stad van de palmen. Een Egyptische keizerin Cleopatra, die de stad eens ten geschenke had gekregen van een Romeinse keizer had er honderden palmen laten planten. Van Jericho naar Jeruzalem liep een steile kronkel weg door de kale steenachtige heuvels, een woestijn was het en als je met zovelen zou zijn was het gevaarlijk omdat rovers reizigers overvielen en beroofden. Terwijl zij de laatste berg, de olijfberg beklommen werd hun zingen luider en luider. Toen zagen ze de stad, de stad met de paleizen, omgeven door hoge muren met wel honderd torens. Jezus keek niet naar de paleizen en de forten, maar zijn ogen zochten het éne paleis dat hem aanging: het huis van God. De koning der wereld. Daar lag het, beneden hen; als kleine mieren krioelden duizend mensen op de pleinen. Het goud van het dak en de poorten schitterde in de zon en ook waar ze niet van goud waren, straalden de gebouwen als de witte golven van de zee. Van het altaar steeg een grijze rookkolom omhoog.
En Jezus zong met de anderen:
Hoe heerlijk is Uw huis, o God.
Ik verlang heel sterk naar de pleinen van het huis van God.
Met mijn hele hart, lijf en ziel jubel ik tot de levende God!
Een mus heeft een huis en een zwaluw een nest om haar jongen in te leggen.
Hoe heerlijk is het voor hen, die in Uw huis wonen.
Let op ons, God, en zie het gezicht van Uw Koning, Uw gezalfde
Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend dagen ergens anders.
Ik zou liever een poortwachter willen zijn in het huis van mijn God.
Dan te wonen in de tenten van de mensen.
Toen daalden zij langs de olijfboomgaarden naar beneden. Juichend werden zij verwelkomd door de mensen van Jeruzalem. Ook kinderen met kransen van olijfbladeren op het hoofd zongen vanaf de daken van hun huizen:
Dit is de stad die God gemaakt heeft!
Gezegend hij, die komt in de naam des Heren.
Hasannah, het Koninkrijk van onze vader David.
Ach God, geef toch heil en voorspoed.
Wij zegenen u vanuit het huis van God.
De Heer is God en Hij heeft ons licht gegeven.
Loof den Heer, want Hij is goed
En Zijn goedheid duurt tot in eeuwigheid.
Zo werden telkens nieuwe groepen feestgangers toe geroepen bij de poorten. Dagenlang stroomden ze binnen, wel met honderdduizenden. Rijke karavanen met Joden uit Babylon en Egypte, gekleed in prachtige geborduurde mantels met gouden gespen, kooplui uit Rome en Griekenland, maar de meesten waren gewone armen mensen uit allerlei dorpen en stadjes van Israël. Allen kwamen zij voor het grote feest naar de tempel, en al logeerden de buitenlanders vooral in de deftige huizen in de bovenstad en de gewone mensen in overvolle huizen in de benedenstad of onder een afdak in de straat, toch hoorden ze bij elkaar, want samen waren zij het volk van Israël en er was maar één huis dat hen samenbracht het huis van God. Allen die pas waren aangekomen verspreiden zich in de stad. Iedereen haastte zich om voor het feest nog inkopen te doen op de markt. Sommigen waren al eerder gekomen om extra offers te brengen en hun fouten goed te maken. Want anders zouden ze bij het grote feest niet in de tempel mogen komen. Komt en koop de kruiden die zijn voor geschreven voor het Pascha werd er geroepen op de groente markt. Sla en bitterkruid. Vijgen waren in Jeruzalem wel tien maal zo duur als elders. Kinderen kregen snoep dadels en geroosterd koren. En veel wijn werd er gekocht, want zelfs de armste man moest er zeker van zijn dat hij zijn vier bekers wijn zou krijgen. Als je erg arm was kon je bij de synagoge voor niets krijgen wat er nodig was voor het Pascha maal. Het leek wel of het er al die mensen om ging dagen lang lekker te eten en te drinken, en de winkelmensen om zoveel mogelijk te verdienen. De herbergen en de eethuisjes waren overvol. Men kon er koek of geroosterde sprinkhanen eten, en wijn en bier te drinken. Je kunt je voor stellen dat Jezus uren lang heeft rond gelopen. Eerst in de bovenstad waar deftige dames uit buitenland in gewaden met gouddraad doorweven liepen te winkelen in de grote Marktstraat. Onder de zuilengalerijen lagen veel souvenirs uit gestald. Je kwam er ook langs werkplaatsen van goudsmeden die allerlei sieraden maakten kettingen en oorbellen. Veel vrouwen kochten gouden diadeem, dat de stad Jeruzalem voorstelde als aandenken. Je kon er ook prachtige stoffen uit India kopen. Griekse vazen , parfums, hoofdoeken, spiegels, en reukdoosjes. Daar in die bovenstad wandelden veel priesters met hun vrouwen en kinderen die voor het feest in de stad waren gekomen. Jeruzalem was ook de stad van de geleerden. Wanneer een echte wetsgetrouwde Jood bij die drukte door de straten liep probeerde hij uit het gedrang te blijven en durfde niet midden op de straat te lopen uit angst dat hij zich zou stoten tegen een heidenen. Tijdens der feestdagen echter werd er een middenpad voor hun vrij gehouden. Bij sommige synagogen was er ook een herberg en een badhuis en daar stond de straatjeugd te kijken naar de nieuwe gasten die binnen kwamen. In de bovenstad waren enkele paleizen ook dat van de hoge priester. Als Jezus daar door de poort naar binnen gekeken heeft moet hij een binnenplaats hebben gezien. Bij de poort stond iemand van de tempelpolitie op wacht. Op straat stonden meer mensen te kijken en er werd zeker wel gefluisterd: Die hogepriester families dat zijn mensen van de Romeinen! Ze doen mee met onze vijanden, geven er niet om dat het heidenen zijn. Achter die tweede poort zijn rozen tuinen met zwembaden en fonteinen. Iedere avond vieren zij feest. Er komt immers genoeg geld van ons binnen. Denk maar eens aan wat ze verdienen in al die tempels winkels. De bazaars van Annas de hoge priester! Jezus kijkt nadenken om, maar de mensen liepen vlug verder, zeker bang dat de tempelpolitie hen met een stok zou slaan. Vlak bij de hoge stadsmuur met de drietorens stond het paleis van de oude koning Herodus. Men zei dat het vol marmer en goud was van binnen en dat er voor honderd gasten plaats was in de zalen. In de tuinen bij de vijvers stonden zijn duiven torens nog. Nu echter tijden de feestdagen het paleis bewoond door de Romeinse stadhouder, die met zijn soldaten uit Caesarea was gekomen. Hij had zijn familie en zijn ambtenaren meegenomen, zodat het een grote drukte was. Coponius hete hij. Pas een jaar geleden was hij benoemd. De Joden waren er nog niet goed aan gewend al die soldaten in de stad en bij de tempel. Ze herinneren zich nog maar al te goed hoe de Romeinse legers de tempel geplunderd hadden na Herodus dood. Zo liep Jezus door de stad tussen de soldaten, rabbi’s Grieks geklede priesters zonen en rijke Egyptische Joden. Soms kam er iemand voorbij in een draagstoel want de straten in Jeruzalem waren steil. De stad was op heuvels gebouwd. Van de bovenstad kwam Jezus in de beneden stad. Er was geen doorkomen aan, zo overvol. Mensen krioelden in de nauwe trappenstraatjes, kinderen zaten aan de deur van donkere huizen, ezels en schapen, alles liep door elkaar. Jeruzalem had ook nog onderaardse gangen waar vele voor de feestdagen hun slaapplaats hadden gezocht. Wij weten niet waar Jezus met zijn ouders overnacht heeft. Het stond in de wet dat iedere pelgrim tijdens het feest in en bij Jeruzalem moest overnachten. Niemand hoefde voor een slaapplaats te betalen, want Israël was één grote familie. Meestal gaf men wel een wijnkruik of een dierenvel aan de gastheer als dank voor het verblijf, maar er waren ook Jeruzalemmers die de dieren vellen van de gasten eisten of zelfs roofden. Duizenden mensen kamperen ook buiten de muren van de stad op de heuvels rondom. Het kan zijn dat Jezus op de grond onder een olijfboom heeft geslapen, tegen de helling van de Olijfberg. Maria kookte het eten op een houtvuurtje. Tegen de avond krinkelden honderden rookwolkjes omhoog en legden zich als een nevel in het dal. Zo moet de eerste dag zijn geweest. Krekels tsjirpten en nog lang klonk het geroep en praten van mensen of muziek in de verte. De tempel glinsterde in het licht van de volle maan. Je zag de fakkels van de nachtwakers langzaam bewegen. Ook het vuur van het altaar gloeide nog. Uitgaan mocht dat nooit. Bij het wisselen van de wacht tussen de vier nachtwakers klonk de trompet van de burg Antonia. Op het Paasfeest werden de tempel poorten te middernacht geopend. Het kon immers zijn dat die nacht de Messias zou komen! De volgende morgen toen het nog donker was, wachtte Jezus op de morgenschemering. Vlakbij was het park, de tuin van het Gethsemane. Daar liep hij tussen de bomen. Er kraaide een haan in de verte, de hemel werd licht. Toen hoorde hij het geluid van de zilveren trompetten uit de tempel, driemaal: de eerste maal voor Godskoningschap, de tweede maal voor zijn leiding en de derde maal voor het laatste oordeel van God over de wereld… En Jezus wierp zich op de grond net als de mensen in de tempel zouden doen bij het morgenoffer. Een lam werd nu aan God geofferd, meel en wijn. Hij vroeg aan God het offer aan te nemen en om genade voor alle mensen. Voor al die tienduizend die gekomen waren en vooral voor de armen, de blinden en zij die niet lopen konden. Na zijn gebed liep Jezus door de poort van de tuin weer naar buiten. Maria had het brood al klaar gelegd. Tot elf uur mocht men nog gewoon brood eten, daarna moest al het brood verbrand worden. Zeven dagen zouden ze het knappende harde ongezuurde brood eten. Zo begon het heilige feest.
Ingezonden door Suzan de Boe.


Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website [en/of Flash-applicaties] wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.