DE EERSTE CHRISTEN VERVOLGING
01/07/19 12:12
DE EERSTE CHRISTEN VERVOLGING.
De straf had niet geholpen. Het Christusgeloof verbreide zich als een lopend vuur, vooral in de arme wijken, maar toch ook in de bovenstad. Er waren zelfs priesters tot geloof in Jezus gekomen. Vooral vond het gehoor bij de buitenlandse Joden. Velen van hen hadden in Jeruzalem een huis gekocht om hun oude dag door te brengen en een stukje grond buiten de stad om later bij de heilige stad te worden begraven. Ze hadden in Jeruzalem hun eigen synagogen, waar Grieks werd gesproken, de synagogen b.v. van de Joden uit Alexandrië in Egypte of van de vrijgelaten Joodse slaven uit Rome. Bij zo’n synagoge was ook een herberg met badhuis, zodat pelgrims uit hun stad of provincie tijdens de grote feesten daar konden overnachten. Nu waren er al veel van die buitenlandse Joden overgegaan naar dat Christusgeloof. Zelfs werd er al verteld, dat sommigen hun stukje grond verkochten, en het geld daarvoor gaven aan de arme broeders in de Christusgemeente. Eén van hun rabbi’s Stephanis, verkondigde al in, dat Jezus de lang verwachte Christus was. Bij deze Joden die toch al minder streng aan de wetten vasthielden omdat zij in vreemde landen midden tussen de heidenen hadden gewoond, zagen de leiders van Israël de grootse gevaren. Stel je voor dat dit Christusgeloof in de hele wereld zou aantasten, in Klein-Azië, Griekenland, Egypte, Italië.. de leiders in Jeruzalem moesten toch als herders waken over de kudde, verstrooid over de wereld. Nu was er een jonge Farizeeër, Saul van Tarsus in Klein-Azië, een felle bestrijder van de nieuwe leer, die ongerust naar de hogepriester ging en zei: “We moeten dit vuur uittrappen voordat het zich verspreid. Ik ben het niet eens met mijn leermeester Gamaliël, hij is veel verdraagzaam. Uitroeien moeten we dit kwaad, voordat het te laat is! Saul was al met zijn vijfde jaar in Jeruzalem komen studeren aan de rabbijnen school. Als één van de ijverigste leerlingen had hij aan de voeten van de grote rabbijn Gamaliël gezeten. Hoeveel wetten en teksten hij wel niet uit zijn hoofd kon opzeggen! Zijn hoogste doel was om volmaakt te worden in het houden van enkele gebeden en geen enkele fout meer te maken.
Hij ging er helemaal in op. Daarom was hij ook zo fanatiek zodra er maar iets gebeurde, dat afweek van de Joodse wet. Omdat het geloof van Israël een wetsgodsdienst was geworden, hoorde bij de synagoge ook een strafkamer. Zij, die door de rechters veroordeeld, omdat ze de wet hadden overtreden, kregen soms van de synagoge dienaar de viertig-min-één slagen. Nu gaf de hogepriester aan Saul de opdracht om zoveel mogelijk te weten te komen over die Nazareners, - zo werden ze genoemd naar de stad Nazareth, waar Jezus vandaan kwam. Wat ze deden op de eerste dag der week samenkwamen, wat dat voor maaltijden waren, hoe ze de mensen doopten, of ze hun offers brachten, of ze baden tot die Jeshua alsof het een God was, of ze zich nog aan de Joodse wetten hielden. Saul ging aan het werk. Hij vroeg de mensen uit, in welke huizen de Nazareners samen kwamen, wie erbij hoorden, maar hij had ook spionnen. Omdat hij zelf tentenwever was, hoorde hij bij de wevers in de Kidronvallei, dat vooral de armen uit de benedenstad erbij hoorden. Nu ze hun wekelijkse steun niet meer krijgen in de synagogen, helpen de Nazareners elkaar. Iedere dag wordt er bij hun voedsel uitgedeeld. Stephanus is aangesteld als één van de zeven armverzorgers of diaken. Omdat Saul merkte, dat telkens de naam Stephanus werd genoemd, de wijze Stephanus, de Stephanus die zoveel krachten deed, de Stephanus die zo goed kon spreken en disputeren, de man vol geloof en de Heilige Geest, zoals de Nazareners zeiden.. hoopte hij dat hij hem kon aanbrengen bij de Joodse rechtbank. Wacht maar. Als hij het zou durven om ook in onze synagoge te komen! Op een sabbat, toen de rabbi Saul in zijn synagoge sprak merkte hij op dat er ditmaal veel vreemde gezichten waren. Saul, de kleine man zat in de stoel van Mozes raakte in vuur onder het spreken, sprak met wilde gebaren: Mozes heeft de wet van God gegeven al wie die wet veracht, die zij vervloekt! Wee hem, die het waagt om een mens of wat dan ook ter wereld hoger te stellen dan de wet. Er kwam een stem uit de dicht opeen gepakte menigte. Het was de stem van Stephanus.
Hij liep naar voren beklom de verhoging en begon met rabbi Saul te redetwisten: behalve de wet zijn er ook profeten, die het Woord van God hebben doorgegeven? Hebben zij niet voor zegt, dat de Christus komen zou en dat Hij anders zou zijn dan de mens verwachten? Jesaja voorspelde dat hij als een onschuldig lam zou lijden. Jezus van Nazareth, Hij is de Christus. Hij is meer dan de wet en meer dan de tempel. Saul gaf zijn helpers een wenk, het waren zijn spionnen, die nu als getuigen konden dienen voor wat Stephanus gezegd had. Zij begonnen te roepen, dat Stephanus zwijgen moest toch zijn er dan altijd wel mensen die mee gaan roepen. Zij sleurden Stephanus van het podium en hij werd naar buiten geduwd, naar het paleis van de hogepriester. Alweer een verhoor, zoals bij Jezus en bij Johannes.. De twee getuigen zeiden: deze man heeft kwaad gesproken van de wet en de heilige tempel. Stephanus nam het woord en zijn gezicht straalde als dat van een engel: wie van de profeten zijn door uw voorvaderen niet vervolgd? In uw hart zijt gij zelf heidenen. Gij verzet u tegen de Heilige Geest en ge hebt de rechtvaardige Jezus verraden en laten vermoorde. Toen zij dit hoorden, sneed hun ziel en zij knarsetanden van woede. Stephanus keek omhoog en zei: Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staat er rechterhand Gods. Hem is de koningsmacht gegeven. Luid begonnen allen te schreeuwen en zij stopten hun vingers in hun oren om niet nog meer van zulke dingen te horen, stormden op hem los, wierpen hem de stad uit en wilden hem laten stenigen. De twee getuigen deden hun mantels uit en legde die aan de voeten van rabbi Saul. Zij wierpen de eerste stenen. Stephanus riep: Heer, vergeef het hun. Heer Jezus ontvang mijn geest. Zo stierf hij voor zijn Heer. Hij, Stephanus was de eerste martelaar. Voor een gestenigde mocht geen rouw klacht worden gezongen, maar vrome Joden die niet instemde met de terechtstelling zorgde voor een begrafenis en lieten vrouwen luid weeklagen om Stephanus. Het was niet gegaan volgens de Joodse wet. De razernij was sterker geweest dan het recht. Saul die woonde in het huis van zijn zuster kon die nacht niet slapen.
Telkens zag hij het gezicht van Stephanus voor zich.. Was het niet of hij blij was geweest om voor Jezus te sterven..? Met een ruk keerde Saul zich weer op zijn matras en begroef zijn gezicht in zijn mantel, die hem tot een deken diende, om de ogen van Stephanus niet te zien. De blik vervolgde hem. Midden in de nacht stond Saul op. Hij liep heen en weer over de binnen plaats, het trapje op naar het platte dak. Jeruzalem sliep, de heilige stad, de stad van David.. hier werden Gods heiligdom en de wetten van Mozes bewaakt. Saul wilde zijn leven geven om het ware geloof van Israël te redden. De stad moest gezuiverd worden het verkeerde geloof uitgeroeid, de hele groep Nazareners uit elkaar geslagen. Hij zou ze dwingen omdat geloof af te zweren.. Zo ontstond er in die dagen in Jeruzalem een zware vervolging tegen allen, die in Jezus geloofden. Vele vluchten de stad uit, de Jordaan over, anderen naar Samaria, en Galilea en verder nog buiten de grenzen. Saul droeg bij zich een bewijs van de hogepriester, dat hij de macht had mensen te arresteren. Met mannen van de tempel politie liep hij de stad door, doorzocht de huizen, waar de Jezus volgelingen woonden of bijeen waren, sleurden mannen en vrouwen mee en lieten hun opsluiten in de kerkers van de synagogen of van de tempel. In één dag werd rabbi Saul berucht en gevreesd in Jeruzalem. Zelfs was hij er soms bij, als de gevangenen werden gegeseld totdat ze uit riepen, dat zij niet meer in Jezus geloofden, maar de meesten onder gingen de slagen zwijgend, want zij wilden hun Heer niet verloochenen. Maar terwijl Saul en zijn mannen bezig waren dit geloof in Jeruzalem te vernietigen brachten de gevluchte tot over de grenzen de blijde boodschap mee, dat Jezus van Nazareth de lang verwachte Christus was.
Ingezonden door Suzan de Boe.
De straf had niet geholpen. Het Christusgeloof verbreide zich als een lopend vuur, vooral in de arme wijken, maar toch ook in de bovenstad. Er waren zelfs priesters tot geloof in Jezus gekomen. Vooral vond het gehoor bij de buitenlandse Joden. Velen van hen hadden in Jeruzalem een huis gekocht om hun oude dag door te brengen en een stukje grond buiten de stad om later bij de heilige stad te worden begraven. Ze hadden in Jeruzalem hun eigen synagogen, waar Grieks werd gesproken, de synagogen b.v. van de Joden uit Alexandrië in Egypte of van de vrijgelaten Joodse slaven uit Rome. Bij zo’n synagoge was ook een herberg met badhuis, zodat pelgrims uit hun stad of provincie tijdens de grote feesten daar konden overnachten. Nu waren er al veel van die buitenlandse Joden overgegaan naar dat Christusgeloof. Zelfs werd er al verteld, dat sommigen hun stukje grond verkochten, en het geld daarvoor gaven aan de arme broeders in de Christusgemeente. Eén van hun rabbi’s Stephanis, verkondigde al in, dat Jezus de lang verwachte Christus was. Bij deze Joden die toch al minder streng aan de wetten vasthielden omdat zij in vreemde landen midden tussen de heidenen hadden gewoond, zagen de leiders van Israël de grootse gevaren. Stel je voor dat dit Christusgeloof in de hele wereld zou aantasten, in Klein-Azië, Griekenland, Egypte, Italië.. de leiders in Jeruzalem moesten toch als herders waken over de kudde, verstrooid over de wereld. Nu was er een jonge Farizeeër, Saul van Tarsus in Klein-Azië, een felle bestrijder van de nieuwe leer, die ongerust naar de hogepriester ging en zei: “We moeten dit vuur uittrappen voordat het zich verspreid. Ik ben het niet eens met mijn leermeester Gamaliël, hij is veel verdraagzaam. Uitroeien moeten we dit kwaad, voordat het te laat is! Saul was al met zijn vijfde jaar in Jeruzalem komen studeren aan de rabbijnen school. Als één van de ijverigste leerlingen had hij aan de voeten van de grote rabbijn Gamaliël gezeten. Hoeveel wetten en teksten hij wel niet uit zijn hoofd kon opzeggen! Zijn hoogste doel was om volmaakt te worden in het houden van enkele gebeden en geen enkele fout meer te maken.
Hij ging er helemaal in op. Daarom was hij ook zo fanatiek zodra er maar iets gebeurde, dat afweek van de Joodse wet. Omdat het geloof van Israël een wetsgodsdienst was geworden, hoorde bij de synagoge ook een strafkamer. Zij, die door de rechters veroordeeld, omdat ze de wet hadden overtreden, kregen soms van de synagoge dienaar de viertig-min-één slagen. Nu gaf de hogepriester aan Saul de opdracht om zoveel mogelijk te weten te komen over die Nazareners, - zo werden ze genoemd naar de stad Nazareth, waar Jezus vandaan kwam. Wat ze deden op de eerste dag der week samenkwamen, wat dat voor maaltijden waren, hoe ze de mensen doopten, of ze hun offers brachten, of ze baden tot die Jeshua alsof het een God was, of ze zich nog aan de Joodse wetten hielden. Saul ging aan het werk. Hij vroeg de mensen uit, in welke huizen de Nazareners samen kwamen, wie erbij hoorden, maar hij had ook spionnen. Omdat hij zelf tentenwever was, hoorde hij bij de wevers in de Kidronvallei, dat vooral de armen uit de benedenstad erbij hoorden. Nu ze hun wekelijkse steun niet meer krijgen in de synagogen, helpen de Nazareners elkaar. Iedere dag wordt er bij hun voedsel uitgedeeld. Stephanus is aangesteld als één van de zeven armverzorgers of diaken. Omdat Saul merkte, dat telkens de naam Stephanus werd genoemd, de wijze Stephanus, de Stephanus die zoveel krachten deed, de Stephanus die zo goed kon spreken en disputeren, de man vol geloof en de Heilige Geest, zoals de Nazareners zeiden.. hoopte hij dat hij hem kon aanbrengen bij de Joodse rechtbank. Wacht maar. Als hij het zou durven om ook in onze synagoge te komen! Op een sabbat, toen de rabbi Saul in zijn synagoge sprak merkte hij op dat er ditmaal veel vreemde gezichten waren. Saul, de kleine man zat in de stoel van Mozes raakte in vuur onder het spreken, sprak met wilde gebaren: Mozes heeft de wet van God gegeven al wie die wet veracht, die zij vervloekt! Wee hem, die het waagt om een mens of wat dan ook ter wereld hoger te stellen dan de wet. Er kwam een stem uit de dicht opeen gepakte menigte. Het was de stem van Stephanus.
Hij liep naar voren beklom de verhoging en begon met rabbi Saul te redetwisten: behalve de wet zijn er ook profeten, die het Woord van God hebben doorgegeven? Hebben zij niet voor zegt, dat de Christus komen zou en dat Hij anders zou zijn dan de mens verwachten? Jesaja voorspelde dat hij als een onschuldig lam zou lijden. Jezus van Nazareth, Hij is de Christus. Hij is meer dan de wet en meer dan de tempel. Saul gaf zijn helpers een wenk, het waren zijn spionnen, die nu als getuigen konden dienen voor wat Stephanus gezegd had. Zij begonnen te roepen, dat Stephanus zwijgen moest toch zijn er dan altijd wel mensen die mee gaan roepen. Zij sleurden Stephanus van het podium en hij werd naar buiten geduwd, naar het paleis van de hogepriester. Alweer een verhoor, zoals bij Jezus en bij Johannes.. De twee getuigen zeiden: deze man heeft kwaad gesproken van de wet en de heilige tempel. Stephanus nam het woord en zijn gezicht straalde als dat van een engel: wie van de profeten zijn door uw voorvaderen niet vervolgd? In uw hart zijt gij zelf heidenen. Gij verzet u tegen de Heilige Geest en ge hebt de rechtvaardige Jezus verraden en laten vermoorde. Toen zij dit hoorden, sneed hun ziel en zij knarsetanden van woede. Stephanus keek omhoog en zei: Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staat er rechterhand Gods. Hem is de koningsmacht gegeven. Luid begonnen allen te schreeuwen en zij stopten hun vingers in hun oren om niet nog meer van zulke dingen te horen, stormden op hem los, wierpen hem de stad uit en wilden hem laten stenigen. De twee getuigen deden hun mantels uit en legde die aan de voeten van rabbi Saul. Zij wierpen de eerste stenen. Stephanus riep: Heer, vergeef het hun. Heer Jezus ontvang mijn geest. Zo stierf hij voor zijn Heer. Hij, Stephanus was de eerste martelaar. Voor een gestenigde mocht geen rouw klacht worden gezongen, maar vrome Joden die niet instemde met de terechtstelling zorgde voor een begrafenis en lieten vrouwen luid weeklagen om Stephanus. Het was niet gegaan volgens de Joodse wet. De razernij was sterker geweest dan het recht. Saul die woonde in het huis van zijn zuster kon die nacht niet slapen.
Telkens zag hij het gezicht van Stephanus voor zich.. Was het niet of hij blij was geweest om voor Jezus te sterven..? Met een ruk keerde Saul zich weer op zijn matras en begroef zijn gezicht in zijn mantel, die hem tot een deken diende, om de ogen van Stephanus niet te zien. De blik vervolgde hem. Midden in de nacht stond Saul op. Hij liep heen en weer over de binnen plaats, het trapje op naar het platte dak. Jeruzalem sliep, de heilige stad, de stad van David.. hier werden Gods heiligdom en de wetten van Mozes bewaakt. Saul wilde zijn leven geven om het ware geloof van Israël te redden. De stad moest gezuiverd worden het verkeerde geloof uitgeroeid, de hele groep Nazareners uit elkaar geslagen. Hij zou ze dwingen omdat geloof af te zweren.. Zo ontstond er in die dagen in Jeruzalem een zware vervolging tegen allen, die in Jezus geloofden. Vele vluchten de stad uit, de Jordaan over, anderen naar Samaria, en Galilea en verder nog buiten de grenzen. Saul droeg bij zich een bewijs van de hogepriester, dat hij de macht had mensen te arresteren. Met mannen van de tempel politie liep hij de stad door, doorzocht de huizen, waar de Jezus volgelingen woonden of bijeen waren, sleurden mannen en vrouwen mee en lieten hun opsluiten in de kerkers van de synagogen of van de tempel. In één dag werd rabbi Saul berucht en gevreesd in Jeruzalem. Zelfs was hij er soms bij, als de gevangenen werden gegeseld totdat ze uit riepen, dat zij niet meer in Jezus geloofden, maar de meesten onder gingen de slagen zwijgend, want zij wilden hun Heer niet verloochenen. Maar terwijl Saul en zijn mannen bezig waren dit geloof in Jeruzalem te vernietigen brachten de gevluchte tot over de grenzen de blijde boodschap mee, dat Jezus van Nazareth de lang verwachte Christus was.
Ingezonden door Suzan de Boe.