Hoe het kind genoemd werd.
14/01/20 15:34
Hoe het kind genoemd werd.
Toen het kind acht jaar oud was, kreeg het zijn naam. En ze noemde hem Jeshua, wat betekent: God redt. In onze taal heet hij Jezus was een gewone jongens naam in Israël, maar dit kind zou niet alleen die naam dragen, maar ook die naam zijn, wat door Hem zou God de mensen redden.
Ongeveer een maand later gingen Jozef en Maria met hun kind naar de tempel in Jeruzalem. Voor de moeder moest dan een lam geofferd worden of twee duifjes, als je een lam niet kon betalen. Een eerst geboren zoon hoorden aan God. Iedere Joodse vader betaald in de tempel vijf zilverstukken, om hem als het ware weer van God los te kopen. Wie weet wat Maria heeft gedacht, terwijl ze met het kind van God op de arm door de grote poort naar binnen liep: Je lijkt zelf wel een klein lam. Wat kunnen wij voor jou in plaats aan God geven, zodat wij je mogen behouden? De hele wereld is voor jou nog niet genoeg.!
Ze liepen over het grote voorplein en dan weer door een poort de voorhof in, waar ook de vrouwen mochten komen. Bij de tempel schatkamers stonden daar de groten offerkisten. In de derde kist wierpen ze het geld voor de duifjes, dat het armenoffer hete. Jozef betaalde vijfzilverstukken, net als voor andere eerstgeboren zonen. En toch was het voor Jezus iets anders. Hij was het heilige kind. Hij hoorde bij God. Met geen geld van de wereld was Hij te betalen! Nee, die vijfzilverlingen waren voor Hem niet nodig. God gaf hem immers als geschenk aan de mensen gegeven, zo lief had Hij de wereld. Maria wachtte op de trappen, die naar de priestervoorhof leidden, tot het offer zou zijn gebracht. Het kind had ze in de armen. Er stonden nog meer vrouwen met hun pasgeboren kinderen. Je denkt misschien: Waarom mocht Maria niet doorlopen naar het allerheiligste, de stille plek in het tempelhuis achter het grote gordijn, om daar God voor het kind te bedanken? Niemand mocht daar achter komen, alleen de hogepriester eenmaal in het jaar. Als ze het geweten hadden, dat het Christus, het kind van God was…
Nu woonde er in Jeruzalem een oude man die Simeon hete. Hij was misschien wel bijna 100 jaar en iedere dag smeekte hij God of de Messias toch spoedig mocht komen. O, als hij dat zelf noch eens mocht beleven. Als hij er niet zo vreselijk naar verlangd had, zou hij allang gestorven zijn. Hij wachtte, wachtte op de grote Koning, de Troost van Israël, het licht van de wereld. Altijd zette Simeon een stoel voor Hem klaar in zijn kamertje. Hij kon immers vandaag komen. Wanneer er op deur geklopt, schrok Simeon en dacht: Zou het de Messias zijn? Maar Simeon werd ouder zijn baard was sneeuwwit en de stoel bleef leeg. De mensen glimlachten om die goede oude Simeon. Deze morgen terwijl hij zijn gebed deed en zijn hart vol van verlangen uitstortte voor God, gebeurde het dat hij vervuld werd van de Geest van God. Hij voelde dat er iets bijzonders ging gebeuren. Hij deed de deur open maar er was niemand. Hij keek naar de hemel. De zon stond rustig te stralen net als anders. Geen bijzonder teken was er te zien, geen grote witte wolk, waarop Hij zou komen naar de aarde. Alleen in de verte de grote rookkolom, die uit de tempel omhoog steeg naar de hemel. En toch voelde Simeon: Dit is de dag, de dag van de Heer! Toen ging hij op weg om Hem te zoeken. Hij liep naar de tempel als dat niet het paleis was voor zijn Koning. Zich een weg bandend door de menigte mensen op het voorplein, tuurde hij naar het dak van het tempelhuis, of Hij daar soms stond, de Koning van Israël de Koning van de wereld. Niemand in de tempel leek de Messias te verwachtten. Druk en bedrijvig was men bezig, net als anders. Simeon liep verder naar de binnen voorhof. Had hij zich verbeeld? Hij voelde zich wel erg moe. Onwillekeurig viel zijn blik op een vrouw, die met haar kleine kind op de arm stond te wachtten. Zo had Simeon het niet verwacht en toch liep hij er heen gedreven door de Geest van Israël. De kleine Jeshua vier weken oud, opende zijn ogen en Simeon zag de hemel daarin.. het licht van God.
Toen begon hij God te loven er riep:
Nu laat Gij, Heer, Uw dienstknecht gaan in vrede,
want mijn ogen hebben Uw heil gezien.
dat Gij bereidt hebt voor alle volken,
licht voor de donkere wereld
en heerlijkheid voor Uw volk Israël.
Zijn vader en moeder stonden verwonderd over hetgeen van het kind gezegd werd. En Simeon zegende hen en zei tot zijn moeder:
Hij zal het teken zijn, dat in Israël geloofd wordt of tegengesproken, en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan. Hij zal openbaar maken wat er in de harten van de mensen leeft.
Er waren honderden mensen op het tempelpleinen. Zij praten en deden alsof de wereld nog het zelfde was als te voren. Zij wisten van niets en zoude het misschien ook niet hebben geloofd. Slechts een kleine groep mensen kwam bij de ouders en het kind staan. Toen kwam een oude vrouw naar hen toe. Anna hete zij en zij was profetes. Altijd was zij in de tempel. En dag en nacht bad zei tot God. En ook zij getuigde over het kind van God. Toen Jozef en Maria alles met hun kind hadden gedaan wat de wet hen voorschreef. Keerde zij terug naar Galilea naar hun stad Nazareth. En het kind groeide op en werd sterk van geest en vol wijsheid. En Gods genade was op hem.
Ingezonden door Suzan de Boe.
Toen het kind acht jaar oud was, kreeg het zijn naam. En ze noemde hem Jeshua, wat betekent: God redt. In onze taal heet hij Jezus was een gewone jongens naam in Israël, maar dit kind zou niet alleen die naam dragen, maar ook die naam zijn, wat door Hem zou God de mensen redden.
Ongeveer een maand later gingen Jozef en Maria met hun kind naar de tempel in Jeruzalem. Voor de moeder moest dan een lam geofferd worden of twee duifjes, als je een lam niet kon betalen. Een eerst geboren zoon hoorden aan God. Iedere Joodse vader betaald in de tempel vijf zilverstukken, om hem als het ware weer van God los te kopen. Wie weet wat Maria heeft gedacht, terwijl ze met het kind van God op de arm door de grote poort naar binnen liep: Je lijkt zelf wel een klein lam. Wat kunnen wij voor jou in plaats aan God geven, zodat wij je mogen behouden? De hele wereld is voor jou nog niet genoeg.!
Ze liepen over het grote voorplein en dan weer door een poort de voorhof in, waar ook de vrouwen mochten komen. Bij de tempel schatkamers stonden daar de groten offerkisten. In de derde kist wierpen ze het geld voor de duifjes, dat het armenoffer hete. Jozef betaalde vijfzilverstukken, net als voor andere eerstgeboren zonen. En toch was het voor Jezus iets anders. Hij was het heilige kind. Hij hoorde bij God. Met geen geld van de wereld was Hij te betalen! Nee, die vijfzilverlingen waren voor Hem niet nodig. God gaf hem immers als geschenk aan de mensen gegeven, zo lief had Hij de wereld. Maria wachtte op de trappen, die naar de priestervoorhof leidden, tot het offer zou zijn gebracht. Het kind had ze in de armen. Er stonden nog meer vrouwen met hun pasgeboren kinderen. Je denkt misschien: Waarom mocht Maria niet doorlopen naar het allerheiligste, de stille plek in het tempelhuis achter het grote gordijn, om daar God voor het kind te bedanken? Niemand mocht daar achter komen, alleen de hogepriester eenmaal in het jaar. Als ze het geweten hadden, dat het Christus, het kind van God was…
Nu woonde er in Jeruzalem een oude man die Simeon hete. Hij was misschien wel bijna 100 jaar en iedere dag smeekte hij God of de Messias toch spoedig mocht komen. O, als hij dat zelf noch eens mocht beleven. Als hij er niet zo vreselijk naar verlangd had, zou hij allang gestorven zijn. Hij wachtte, wachtte op de grote Koning, de Troost van Israël, het licht van de wereld. Altijd zette Simeon een stoel voor Hem klaar in zijn kamertje. Hij kon immers vandaag komen. Wanneer er op deur geklopt, schrok Simeon en dacht: Zou het de Messias zijn? Maar Simeon werd ouder zijn baard was sneeuwwit en de stoel bleef leeg. De mensen glimlachten om die goede oude Simeon. Deze morgen terwijl hij zijn gebed deed en zijn hart vol van verlangen uitstortte voor God, gebeurde het dat hij vervuld werd van de Geest van God. Hij voelde dat er iets bijzonders ging gebeuren. Hij deed de deur open maar er was niemand. Hij keek naar de hemel. De zon stond rustig te stralen net als anders. Geen bijzonder teken was er te zien, geen grote witte wolk, waarop Hij zou komen naar de aarde. Alleen in de verte de grote rookkolom, die uit de tempel omhoog steeg naar de hemel. En toch voelde Simeon: Dit is de dag, de dag van de Heer! Toen ging hij op weg om Hem te zoeken. Hij liep naar de tempel als dat niet het paleis was voor zijn Koning. Zich een weg bandend door de menigte mensen op het voorplein, tuurde hij naar het dak van het tempelhuis, of Hij daar soms stond, de Koning van Israël de Koning van de wereld. Niemand in de tempel leek de Messias te verwachtten. Druk en bedrijvig was men bezig, net als anders. Simeon liep verder naar de binnen voorhof. Had hij zich verbeeld? Hij voelde zich wel erg moe. Onwillekeurig viel zijn blik op een vrouw, die met haar kleine kind op de arm stond te wachtten. Zo had Simeon het niet verwacht en toch liep hij er heen gedreven door de Geest van Israël. De kleine Jeshua vier weken oud, opende zijn ogen en Simeon zag de hemel daarin.. het licht van God.
Toen begon hij God te loven er riep:
Nu laat Gij, Heer, Uw dienstknecht gaan in vrede,
want mijn ogen hebben Uw heil gezien.
dat Gij bereidt hebt voor alle volken,
licht voor de donkere wereld
en heerlijkheid voor Uw volk Israël.
Zijn vader en moeder stonden verwonderd over hetgeen van het kind gezegd werd. En Simeon zegende hen en zei tot zijn moeder:
Hij zal het teken zijn, dat in Israël geloofd wordt of tegengesproken, en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan. Hij zal openbaar maken wat er in de harten van de mensen leeft.
Er waren honderden mensen op het tempelpleinen. Zij praten en deden alsof de wereld nog het zelfde was als te voren. Zij wisten van niets en zoude het misschien ook niet hebben geloofd. Slechts een kleine groep mensen kwam bij de ouders en het kind staan. Toen kwam een oude vrouw naar hen toe. Anna hete zij en zij was profetes. Altijd was zij in de tempel. En dag en nacht bad zei tot God. En ook zij getuigde over het kind van God. Toen Jozef en Maria alles met hun kind hadden gedaan wat de wet hen voorschreef. Keerde zij terug naar Galilea naar hun stad Nazareth. En het kind groeide op en werd sterk van geest en vol wijsheid. En Gods genade was op hem.
Ingezonden door Suzan de Boe.