Wie zichzelf verhoogt

Wie zichzelf verhoogt.
verhoogt
In het deftige huis van de overste van de Farizeeën werd op sabbat een gastmaal gegeven. Hij was een voornaam man en er kwamen alleen voorname gasten, de meesten wetgeleerden en Farizeeën evenals de gastheer. Ze werden met veel plichtplegingen ontvangen, wasten verscheidene keren hun handen, zoals dat door de rabbi’s was voorgeschreven en dan werden ze de eetzaal binnengeleid naar hun plaats aan de tafel. De oudsten en rijksten het dichts bij de gastheer. En de gasten loerden afgunstig naar elkander. Is hij rijker en voornamer dan ik? Moet ik niet meer geëerd worden dan hij? En wanneer iemand afwezig bleek te zijn nam een der ander vlug zijn plaats in een hogere dan hem toegegeven was. Arme gasten waren niet uitgenodigd.


Dat zou ook dom zijn geweest zijn van de gastheer. Die zouden hem immers nooit terug kunnen vragen! Een arme aan de maaltijd zetten was weggegooid geld. Alleen voor Jezus van Nazareth was een uitzondering gemaakt. Hij trok de laatste tijd hier in Perea rond, predikte en deed wonderen en werd door een grote menigte vervolgd en vereerd. Jezus, was armer dan wie dan ook maar met Hem had de overste een andere bedoeling. Hij had Jezus juist op sabbat genodigd om Hem een strik te spannen. Er was in het dorp een man met opgezwollen lichaam een waterzuchtige. En toen de maaltijd begonnen was kwam de zieke binnen en ging voor Jezus staan. Jezus, zag die man maar ook de loerende blikken van de gasten en Hij begreep de toeleg. Ze vroegen zich alleen af of Hij het wagen zou om de sabbat te schenden. Op die stilte vraag gaf Jezus toen antwoord. Hij vroeg rustig: Is het geoorloofd op de sabbat te genezen of niet? Ze zwegen allen. En eer ze het wisten, had Hij het wonder al verricht en de man gezond gemaakt. Toen hoorden ze Hem zeggen: Als een zoon of een os van iemand van u in een put valt, wie zal hem er dan niet terstond uittrekken, ook op de sabbatdag?

Ze konden Hem niet antwoorden want ze wisten dat Hij de waarheid sprak. Als het om hun bezit ging overtraden zij de strenge sabbats wetten die zelf aan het volk hadden opgelegd. Hij snode plan was mislukt en ze durfden niets meer op Hem aan te merken. Maar toen de maaltijd voortging bleekt het dat Jezus op hun wel iets te merken had. Hij zei: Wanneer gij door iemand op een bruiloft genodigd zijt, ga dan niet op de eerste plaats aanliggen. Misschien is er iemand voornamer dan u uitgenodigd dan zou de gastheer zeggen: Maak plaats voor deze en dan zoudt u tot uw schande naar een lagere plaats moeten gaan. Maar wanneer u genodigd zijt ga dan op de laagste plaats aanliggen. Dan zal misschien de gastheer zeggen: Vriend komt naar voren. Dan zal dat u tot een eer zijn voor al de andere gasten. Want een ieder die zichzelf verhoogt zal vernederd worden; en wie zichzelf vernederd zal verhoogd worden.

En weer zwegen ze allen. Ze voelden dat Jezus hun doorzag. Het werd heel stil aan de tafel. In die stilte richtte Jezus zich tot de gastheer. Heel dit gastmaal was berekening van hem geweest. Nu liet Jezus hem zien hoeveel beter het was om iets uit liefde te doen. Hij sprak: Als u nu eens weer een gastmaal wil aanrichten roep dan niet uw vrienden of uw familie of uw rijke buren die u terug kunnen nodigen en u kunnen belonen. Nodig dan eens een bedelaars uit, misvormden, lammen en blinden. Dat zou u veel gelukkiger maken, juist omdat ze niets hebben om u terug te betalen. Want dan zal God er u voor belonen in het Koninkrijk Gods! Dat klonk erg vroom maar die man was er niet beter dan de anderen. Hij verlangde niet naar die zaligheid, want hij kwam niet nederig en gehoorzaam tot God. Bijna drie jaar trok de Heiland rond door het land om de mensen uit te nodigen in Gods koninkrijk te komen. Maar juist de rijken en voornamen wilden niet. Daarom vertelde Jezus aan die man de gelijkenis van de grote maaltijd. Het was een ernstige waarschuwing voor hem en voor al de andere gasten. Iemand richtte een maaltijd aan en nodigde veel gasten. Toen het uur van het feestmaal gekomen was en de tafels gedekt stonden zond hij zijn knecht uit om aan al de genodigden te zeggen: Komt want het is nu gereed. Maar ze begonnen zich opeens allen te verontschuldigen. De eerste zei: ik heb een akker gekocht en ik moet die noodzakelijk gaan bekijken. Neem me niet kwalijk maar ik kan onmogelijk komen. Die verontschuldiging was vals want hij had die akker evengoed later kunnen bekijken. Een ander zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en die moet ik gaan proberen. En ook die verontschuldiging was niet eerlijk want een ieder probeert toch de ossen vóór hij ze koopt. Een derde zei: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen. Die gaf ook niets om de gastheer anders had hij zijn woord wel gehouden.

De knecht kwam terug en berichtte zijn heer wat er gezegd was. De tafels bogen onder een keur van spijzen maar de feestzaal was nog leeg. Toen werd die heer toornig en zei tot zijn dienstknecht: Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier. En zie die kwamen blij en verwonderd en vulden de zaal. De dienstknecht ging tot zijn heer en zei: Heer wat u heb opgedragen is geschied en nog is er plaats. En de heer zei: Ga dan nu de wegen en de paden buiten de stad waar de vreemdelingen zijn en zwervers en roep ze allen. En als ze niet durven trek ze mee, dwing hen om binnen te komen opdat mijn huis vol worde. Dat was het verhaal dat Jezus vertelde aan de wetgeleerden en de Farizeeën. Begrepen ze wie de gastheer was?

Begrepen ze het dat de verachtte tollenaars en zondaars ja zelf de vreemdelingen. De heidenen hun voor zouden gaan in het Koninkrijk Gods?  Toen zei Jezus nog één zin. Streng en machtig klonk zijn woord door het huis van de overste de Farizeeën: Want ik zeg u niemand van die mannen die genodigd waren zal van mijn maaltijd proeven. Mijn maaltijd zei hij. De overste meende dat hij een arme Jezus had uitgenodigd maar hij had de hemelse gastheer aan zijn tafel gehad.

Ingezonden door Suzan de Boe.