Dromen
01/09/22 17:46
Dromen.
Twee jaren waren voorbij gegaan. Toen droomde ook Farao. Hij droomde dat hij bij de rivier stond. Daar, uit het water kwamen zeven koeien de oever op mooi om te zien en vet van vlees. Ze graasden in het oeverriet. En kijk! Achter hen aan verschenen nog zeven koeien, ze kwamen ook de oever op. Lelijk om te zien en mager van vlees. Ze gingen bij de koeien die er al waren, en die lelijke magere koeien vraten de mooie en vette koeien op! Farao werd wakker. Maar opnieuw sliep hij weer in. En kijk: uit één omhoogschietende korenhalm groeiden zeven aren, zwaar en mooi. En kijk! Vlak er achteraan zeven andere aren, mager en dun, verzengd door de hete oosten wind. En die magere aren verslonden de zeven zware en volle aren. Farao werd wakker “t Was een droom! Maar in de morgen voelde hij zich onrustig. En hij zond boden om alle tovenaars en geleerden van Egypte bij zich te ontbieden. Farao vertelde hen zijn droom. Maar niemand kon hem zijn betekenis van die droom vertellen. Plotseling herinnerde chef van de wijnkelder zich Jozef. Farao! Ik moet het zeggen, ik kom er niet onderuit, ik heb een grote fout gemaakt. Weet U nog dat U woedend op ons was? Mij liet U toch in de gevangenis werpen, onder opzicht van de overste van de paleiswacht, mij, en de bakker ook. Nu dan heer koning toen wij daar waren droomden we een droom allebei op één en de zelfde nacht, Ik en hij, ieder een droom, elk met eigen betekenis. En er was toen in die gevangenis een Hebreeuwse jongeman, knecht van de overste van de paleiswacht. Hem hebben we die droom verteld, En hij heeft ze ons uitgelegd, elk naar zijn eigen betekenis. En zoals hij het uitlegde zo gebeurde het: Ik kon mijn hoofd weer opheffen. Maar de bakker is opgehangen. Gauw, riep Farao laat die Jozef roepen. Zo snel mogelijk haalden ze hem uit de onderaardse gewelven. Hij moest zich scheren en kreeg nieuwe kleren aan. Toen werd hij bij de Farao gebracht. Farao zei tegen Jozef: Ik heb een droom gehad en er is niemand in het hele land die mij kan zeggen wat die droom beduidt. Maar nu heb ik horen vertellen dat jij maar een droom hoeft te horen en je kunt hem al uitleggen ook. Niet ik, antwoorde Jozef. Maar een God antwoordde misschien wel wat goed is voor de koning! Toen vertelde Farao dit aan Jozef: Daar sta ik in mijn droom aan de oever van de rivier. Ik zie zeven koeien mooi en dik, uit het water op gekomen. Er achter aan nog zeven maar mager. En lelijk! In heel Egypte heb ik zoiets lelijks nog nooit gezien! En die magere vreten die dikke op, maar toch kon je niet zien dat die magere koeien dikker geworden waren. Ze waren nog precies zo mager en lelijk als in het begin. Zo ging het ook met de zeven aren, eerst mooie dikke, toen dunne magere en ook hier vraten de magere de dikke op. Je zag niet dat de magere dikker geworden waren. Ik heb de dromen aan mijn tovenaars verteld, maar geen van hun weet er ook maar een verstandig woord over te zeggen. Jozef zei: Die twee dromen van de heer koning betekenen het zelfde. Wat God gaat doen, dat heeft Hij Farao nu laten weten: Die zeven mooie koeien dat zijn zeven jaren. En die zeven mooie aren zijn ook zeven jaren. ’Tis één en dezelfde droom: Die zeven lelijke koeien en die zeven door de wind verzengde aren, dat zullen de zeven jaren van honger zijn. Dit is dus waar het om gaat, heer Farao: wat God gaat doen laat Hij na aan Farao weten. Hoor: Er komen nu zevenjaren. Het zijn jaren van voorspoed en geluk en zegen, jaren van overvloed. Daarna komen zeven jaren van honger, zo erg dat de gelukkige jaren vergeten worden. Aan niets zal men meer te merken zijn dat er genoeg was in dit land. Zo erg zal het zijn met de honger. Dat Farao twee keer gedroomd heeft betekent dat Gods besluit vast staat. God is zelfs al aan deze zaak begonnen. Laat Farao nu een man uitzoeken die verstandig is en een scherp inzicht heeft. Die moet hij aanstellen tot opzichter, Een die er op toe ziet dat het land in de zeven goede jaren in staat van verdediging wordt gebracht tegen de honger, Zodat het land er tegen kan wanneer de kwade tijden komen. Opslaan met men en bewaren! Voorraden maken, korenschuren bouwen, alles regelen voor de slechte jaren. Er zal een bevel uitgevaardigd moeten worden dat heel Egypte voedsel op moet sparen, zodat het land niet door de hongersnood vernietigd word. Goed gesproken! Riep Farao uit. En dat vonden al zijn dienaren ook. Farao vroeg hen: Is er in heel het land iemand te vinden zoals deze jongeman? Een man waarin zo duidelijk de geest van God is? En tegen Jozef zei hij: Als jouw God je dit alles heeft ingegeven, dan is er niemand zo verstandig als jij. Jij zult het in mijn huis voor zeggen hebben. Jij moet alles regelen Jozef, en wat jij zegt dat moet het volk onmiddellijk doen. Alleen door mijn troon sta ik boven jou, en ik ben groter dan jij! En om te bewijzen dat hij meende wat hij zei trok Farao de zegel ring van zijn vinger, schoof hem aan Jozefs hand en zei plechtig: Ik geef jou de macht over alles in heel Egypte. En hij gaf hem ook prachtige linnen gewaden en een gouden ketting voor om zijn hals. Hij liet Jozef rijden in wagen nummer twee. En vóór hem uit riep een dienaar: In de houding! Attentie! De onderkoning komt eraan! Ik ben Farao, zei de koning. Maar buiten jou om mag niemand meer een voet verzetten of een hand uitsteken, in heel het land. Zo stelde Farao jozef aan over het hele land Egypte.
Ingezonden door Suzan de Boe.
Twee jaren waren voorbij gegaan. Toen droomde ook Farao. Hij droomde dat hij bij de rivier stond. Daar, uit het water kwamen zeven koeien de oever op mooi om te zien en vet van vlees. Ze graasden in het oeverriet. En kijk! Achter hen aan verschenen nog zeven koeien, ze kwamen ook de oever op. Lelijk om te zien en mager van vlees. Ze gingen bij de koeien die er al waren, en die lelijke magere koeien vraten de mooie en vette koeien op! Farao werd wakker. Maar opnieuw sliep hij weer in. En kijk: uit één omhoogschietende korenhalm groeiden zeven aren, zwaar en mooi. En kijk! Vlak er achteraan zeven andere aren, mager en dun, verzengd door de hete oosten wind. En die magere aren verslonden de zeven zware en volle aren. Farao werd wakker “t Was een droom! Maar in de morgen voelde hij zich onrustig. En hij zond boden om alle tovenaars en geleerden van Egypte bij zich te ontbieden. Farao vertelde hen zijn droom. Maar niemand kon hem zijn betekenis van die droom vertellen. Plotseling herinnerde chef van de wijnkelder zich Jozef. Farao! Ik moet het zeggen, ik kom er niet onderuit, ik heb een grote fout gemaakt. Weet U nog dat U woedend op ons was? Mij liet U toch in de gevangenis werpen, onder opzicht van de overste van de paleiswacht, mij, en de bakker ook. Nu dan heer koning toen wij daar waren droomden we een droom allebei op één en de zelfde nacht, Ik en hij, ieder een droom, elk met eigen betekenis. En er was toen in die gevangenis een Hebreeuwse jongeman, knecht van de overste van de paleiswacht. Hem hebben we die droom verteld, En hij heeft ze ons uitgelegd, elk naar zijn eigen betekenis. En zoals hij het uitlegde zo gebeurde het: Ik kon mijn hoofd weer opheffen. Maar de bakker is opgehangen. Gauw, riep Farao laat die Jozef roepen. Zo snel mogelijk haalden ze hem uit de onderaardse gewelven. Hij moest zich scheren en kreeg nieuwe kleren aan. Toen werd hij bij de Farao gebracht. Farao zei tegen Jozef: Ik heb een droom gehad en er is niemand in het hele land die mij kan zeggen wat die droom beduidt. Maar nu heb ik horen vertellen dat jij maar een droom hoeft te horen en je kunt hem al uitleggen ook. Niet ik, antwoorde Jozef. Maar een God antwoordde misschien wel wat goed is voor de koning! Toen vertelde Farao dit aan Jozef: Daar sta ik in mijn droom aan de oever van de rivier. Ik zie zeven koeien mooi en dik, uit het water op gekomen. Er achter aan nog zeven maar mager. En lelijk! In heel Egypte heb ik zoiets lelijks nog nooit gezien! En die magere vreten die dikke op, maar toch kon je niet zien dat die magere koeien dikker geworden waren. Ze waren nog precies zo mager en lelijk als in het begin. Zo ging het ook met de zeven aren, eerst mooie dikke, toen dunne magere en ook hier vraten de magere de dikke op. Je zag niet dat de magere dikker geworden waren. Ik heb de dromen aan mijn tovenaars verteld, maar geen van hun weet er ook maar een verstandig woord over te zeggen. Jozef zei: Die twee dromen van de heer koning betekenen het zelfde. Wat God gaat doen, dat heeft Hij Farao nu laten weten: Die zeven mooie koeien dat zijn zeven jaren. En die zeven mooie aren zijn ook zeven jaren. ’Tis één en dezelfde droom: Die zeven lelijke koeien en die zeven door de wind verzengde aren, dat zullen de zeven jaren van honger zijn. Dit is dus waar het om gaat, heer Farao: wat God gaat doen laat Hij na aan Farao weten. Hoor: Er komen nu zevenjaren. Het zijn jaren van voorspoed en geluk en zegen, jaren van overvloed. Daarna komen zeven jaren van honger, zo erg dat de gelukkige jaren vergeten worden. Aan niets zal men meer te merken zijn dat er genoeg was in dit land. Zo erg zal het zijn met de honger. Dat Farao twee keer gedroomd heeft betekent dat Gods besluit vast staat. God is zelfs al aan deze zaak begonnen. Laat Farao nu een man uitzoeken die verstandig is en een scherp inzicht heeft. Die moet hij aanstellen tot opzichter, Een die er op toe ziet dat het land in de zeven goede jaren in staat van verdediging wordt gebracht tegen de honger, Zodat het land er tegen kan wanneer de kwade tijden komen. Opslaan met men en bewaren! Voorraden maken, korenschuren bouwen, alles regelen voor de slechte jaren. Er zal een bevel uitgevaardigd moeten worden dat heel Egypte voedsel op moet sparen, zodat het land niet door de hongersnood vernietigd word. Goed gesproken! Riep Farao uit. En dat vonden al zijn dienaren ook. Farao vroeg hen: Is er in heel het land iemand te vinden zoals deze jongeman? Een man waarin zo duidelijk de geest van God is? En tegen Jozef zei hij: Als jouw God je dit alles heeft ingegeven, dan is er niemand zo verstandig als jij. Jij zult het in mijn huis voor zeggen hebben. Jij moet alles regelen Jozef, en wat jij zegt dat moet het volk onmiddellijk doen. Alleen door mijn troon sta ik boven jou, en ik ben groter dan jij! En om te bewijzen dat hij meende wat hij zei trok Farao de zegel ring van zijn vinger, schoof hem aan Jozefs hand en zei plechtig: Ik geef jou de macht over alles in heel Egypte. En hij gaf hem ook prachtige linnen gewaden en een gouden ketting voor om zijn hals. Hij liet Jozef rijden in wagen nummer twee. En vóór hem uit riep een dienaar: In de houding! Attentie! De onderkoning komt eraan! Ik ben Farao, zei de koning. Maar buiten jou om mag niemand meer een voet verzetten of een hand uitsteken, in heel het land. Zo stelde Farao jozef aan over het hele land Egypte.
Ingezonden door Suzan de Boe.