De Kleinsten zijn de grootsten

De Kleinsten zijn de grootsten
jezus-met-kinderen-diamond-painting-eigen-foto-dieren-kopen-dikke-dames-action-nederland-steentjes-diamant-de-diamond-painter_540x.jpg
Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De een was een Farizeeër en de ander was een tollenaar. Toen de Farizeeër bij de buitenpoort zijn schoenen uitdeed, zag een ander een tollenaar zag hij dat ook een tollenaar de trappen opkwam. Vlug liep de Farizeeër door. Omzichtig bewoog hij zich over de drukke heidenvoorhof, dat allemans plein, om vooral maar niet in aanraking te komen met een heiden of iemand van het gewone volk. Hij ging de binnen voorhof in stelde zich voor op voor de grote poort, die uitzag op het altaar en het tempelhuis. Toen begon hij zijn gebed, zelfverzekerd, met omhoog geheven armen: `O God, ik dank U dat ik niet zo ben als de gewone mensen, niet zoals dieven en rovers, de onrechtvaardigen en zij, die hun tienden niet betalen of naar de schouwburg of het circus gaan. Ik dank U dat ik niet zo ben als die tollenaar. Ik geef een tiende van al mijn bezit aan de tempel en vast bovendien twee maal per week. De tollenaar was in de buitenste voorhof blijven staan, verder durfde hij niet. Hij stond diep gebogen, waagde zelfs niet om zijn ogen naar de hemel op te heffen en sloeg zich op de borst, zo’n berouw had hij. Hij wist maar één ding tot God te zeggen en fluisterde: `O God, wees mij, zondaar genadig.

Wie van deze mensen kwam het dichts bij God, de Farizeeër, die vooraan ging staan of de tollenaar, die van verre stond? Wie van de twee ging door God gerechtvaardigd naar huis? Toen Jezus in Jeruzalem was, ter gelegenheid van één van de Joodse feesten, ontving hij een bericht: Er is een hooggeplaatste persoon, die U spreken wil, maar dat kan alleen in het geheim gebeuren. Niemand mag het weten. Jezus, wachtte die avond op het dak van het huis, waar hij, logeerde. Dat was een klein vertrek voor gasten. Nu en dan stond hij op en keek uit over de balustrade van het dak. De geluiden van de stad klonken in de late avond. Er waren nog mensen op straat. Blijkbaar wachtte de bezoeker totdat de straat leeg en verlaten zouden zijn. Wie was het, die midden in de nacht zijn huis in de bovenstad verliet en haastig door de straten liep? Het was een Farizeeër en wel een overste der Joden, uit de hoogste kringen. Stel je voor, dat je gemerkt zou worden dat hij als lid van de hoogste Gerechtshof Jeshua van Nazareth bezocht, een man die op het punt stond te worden aangeklaagd. Ging hij Jezus waarschuwen of hem te zeggen dat niet Farizeeën tegen hem waren? Wilde hij Jezus uit horen of alleen maar met hem te praten? Daar was het huis, waar de man van Nazareth verbleef. Hij liep het trapje op, dat naar het dak leidde. Jezus, zag hem aankomen in zijn lange rabbijnenmantel, schichtig met een gebogen hoofd. Toen hij boven gekomen was, zei hij: Ik ben Nicodemus. Ik wil u spreken. Zij zullen wel met elkaar gepraat hebben zittend op een lage stenen bank op het dak. Een zachte wind bewoog hun mantels. Nicodemus kwam om te zeggen dat een aantal mensen van zijn partij onder de indruk waren van Jezus woorden en daden. Rabbi, wij weten dat Gij van God gekomen zijt als leraar want niemand kan die dingen doen, die Gij doet, als God niet met hem is. Jezus, gaf een vreemd antwoord: Voorwaar, ik zeg U, als een mens niet op nieuw geboren word, kan hij het Koninkrijk van God niet zien. Nicodemus begreep het niet en zei: Hoe kan je nu geboren worden als je al oud bent? Jezus bedoelde: Och Nicodemus, ge denkt dat ge als Farizeeër de dingen Gods precies weet en dat ge ver boven de gewone mensen staat, maar om bij God te komen in zijn Koninkrijk, moet ieder mens weer zo klein en hulpeloos worden als een pas geboren kind. Verwonder U niet, dat ieder mens weer opnieuw geboren moet worden. De geest van God maakt U een kind van God. De Heilige Geest is als de wind. U kunt de wind niet zien en toch hoort ge zijn geluid en ge weet niet waar het vandaan komt of waarheen hij gaat…De bomen op de binnenplaats ritselden. Na dit gesprek is Nicodemus weer naar huis gegaan, verwonderd over de vreemde woorden van Jezus. Zo had hij het niet verwacht. Hij voelde zich klein en koud. Was het door het stilzitten in de nachtwind, dat hij huiverde? Op weg naar Galilea kwam Jezus door een dorp. Als een zwerm vogels kwamen een groep kinderen over het veld naar Hem toe gevlogen. De grote mensen konden niet bij Jezus komen en de kinderen maakten zo’n drukte, dat Simon en de andere discipelen boos werden en de kinderen weg wilden jagen. Jezus zei: Houd ze niet tegen! Verhindert de kinderen niet om naar Mij toe te komen, want voor hen is het Koninkrijk van God. Wie onder u de minste is, die is groot. 
Ingezonden door Suzan de Boe.