DE NAAM VAN JEZUS

DE NAAM VAN JEZUS.
imgres
Op de zelfde plaats waar hun meester zo dikwijls had gepredikt en waar Hij eens bijna gestenigd was, stonden nu zijn discipelen te preken in zijn naam.
Maar ook hun zou de vijandschap niet worden bespaard. Want de priesters merkten wat er in de hemel gebeurde en kwamen verontwaardigd toelopen met de hoofdman van de tempelwacht en zijn dienaren. De naam van Jezus mocht niet meer in de tempel genoemd worden. Jezus, was dood en van zijn opstanding mocht het volk niet horen. De discipelen hadden zijn lichaam gestolen terwijl de soldaten sliepen. En stonden nu hier twee mannen te verkondigen, dat Hij wel was opgestaan?

Ze grepen hen en zetten hen in de gevangenis. Door streng optreden zouden ze een eind maken aan het werk van die lastige lieden. Ze wilden nu eindelijk rust hebben van die Jezus. Ze hadden moeite genoeg met Hem gehad! En daar zaten dan Petrus en Johannes in de kerker, en zij moesten er de hele nacht blijven. Maar zij treurden niet. Zij voelden zich ook daar dicht bij Jezus en in hun hart was zelfs dankbaarheid, dat ze een weinig mochten lijden voor hun Meester die zoveel voor hen geleden had. Hun gedachten waren bij de broeders en zusters van de gemeente, die ook deze avond weer bijeen zouden zijn. Het werk der prediking ging toch door ook al zaten zij hier! Hoe konden de priesters denken, dat zij ooit dat werk zouden verstoren? Reeds was het getal der gelovigen tot vijfduizend gestegen. Vijfduizend monden spraken met blijdschap over Jezus. Was het dan erg dat er twee het zwijgen was opgelegd? De volgende morgen kwam het Sanhedrin bijeen: de oude sluwe Annas en Kajafas en al die andere listige leden van de deftige Hoge Raad. Ze dachten dat ze voorgoed met Jezus afgerekend hadden. Was hun moeite vergeefs geweest? Zij lieten Petrus en Johannes voor zich leiden en ook de man die door hen genezen was. Toen vroegen ze streng: Hoe komt het dat deze man weer lopen kan? Door welke kracht of door welke naam hebt gij dit gedaan? Petrus nam moedig het woord. Hij stond voort de machtige mannen, die zijn Meester hadden veroordeeld en bespoten plotseling voelde hij weer de wonderlijke kracht in zijn ziel, de onbekende vreugde die op de pinksterdag in zijn hart was gekomen. Hij werd vervuld met de Heilige Geest. Toen vreesden hij niemand meer en durfde zelfs zijn rechters aan te klagen, Door de naam van Jezus Christus de Nazoreeër staat deze man gezond voor u,” zei hij. Door Hem die gij gekruisigd hebt maar die uit de doden heeft opgewekt. Hij is de steen die door u der bouwlieden versmaad is, maar die nochtans tot hoeksteen is geworden. En er is onder de hemel geen andere naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. De deftige rechters waren stil van verbazing. Zij begrepen niet dat die ongeletterde en eenvoudige mannen hier zo vrijmoedig voor hen stonden en dat de oudste zo wijs en krachtig kon spreken. Zij herkenden hen als mannen die met Jezus geweest waren. En omdat zij de genezende bij hen zag staan, konden zij er niets tegen inbrengen. Zij geboden Petrus en Johannes om de zaal te verlaten, want zij wilden overleggen wat hun te doen stond.


Wat moesten ze beginnen? Dat er een wonder gebeurd was wist heel Jeruzalem dat konden zij niet meer tegen spreken. Als er nu maar niet meer door de discipelen over Jezus gepredikt werd. Die naam moest vergeten worden. Die moest uitgeroeid worden van de aarde. En toe zij Petrus en Johannes weer hadden laten roepen bedreigden zij ze met zware straffen wanneer zij het nog één keer zouden wagen om over Jezus te spreken. Toen glimlachten de apostelen. Niet meer spreken over hun Meester, hun Heiland, hun Zaligmaker, hun Leven? Tot hun dood zouden ze over Hem spreken! Hij zelf had het immers geboden? En ze antwoorden: Is het dan goed dat wij u méér gehoorzamen dan God? Wij kunnen het niet laten te spreken van wat wij gehoord en gezien hebben. Maar zij bedreigden hen nog meer en lieten hen toen vrij. Zij hadden ze graag gestraft, maar zij durfden niet om het volk. Want door heel de stad werd met geestdrift gesproken over het wonder, dat bij de schone poort was gebeurd. Want meer dan viertig jaar was de man oud aan wie het teken der genezing was verricht. Hij was verlamd geweest van de geboorte af en n u liep hij weer rond als een ieder ander! Was dat geen wonder van God?... Toen Petrus en Johannes weer bij hun vrienden kwamen vertelde ze alles wat er gebeurd was en wat de overpriesters en de oudsten gezegd hadden. Dat gaf blijdschap in de gemeente maar ook zorg. Want nu de vijandschap van de Joden eenmaal was losgebarsten zouden ze niet meer rusten voor ze hun haat hadden gekoeld, dat begrepen al de discipelen.
Maar ze wisten bij wie ze hulp moesten zoeken. Ze knielden samen neer en smeekten of God hen moedig en sterk wilde maken, en of Hij door tekenen wonderen aan het volk wilde tonen, welk een zegen de heilige naam van Jezus was. Nadat gebed bewoog de grond onder hun voeten en zij werden allen vervuld door de Heilige Geest en spraken Gods woord met vrijmoedigheid. Nooit zouden de Joden hun doel bereiken. Jezus, hadden ze niet voorgoed kunnen doden. Zijn naam zouden ze ook niet kunnen uitroeien. Die naam zou leven tot in eeuwigheid!
Ingezonden door Suzan de Boe.