Laat de kinderen tot mij komen

Laat de kinderen tot mij komen.

Er gingen vrouwen langs de weg met kleine kinderen in hun armen en kinderen aan de hand. Ze zochten Jezus. Ze wilden met hun kinderen naar Jezus  toe. Ze hadden de wonderen van Jezus gezien en zijn woorden gehoord. Ze wisten hoe lief Hij de mensen had en ze kenden zijn macht. Hij had kreupelen en blinden genezen, bedroefden getroost, zondaars tot God terug gebracht. En wie door zijn handen was aangeraakt was gezond geworden, aan welke ziekte hij of zij ook leed. Overal waar hij kwam vloeide een stroom van zegen. Van die zegen wilden de moeders nu ook hun kinderen laten genieten. Die waren nog klein en begrepen nog weinig. Maar als Hij zijn handen op hun  hoofden zou leggen, hoe heerlijk en goed zou dat zijn! Als Hij hen aan zou zien zouden ze een blik van zijn heiligen ogen misschien nooit vergeten. En als Jezus voor hun zou bidden, Hij die zo dicht bij God leefde, zou God hun zeker genadig zijn. Maar toen die moeders Jezus gevonden hadden, had Hij juist een twist gesprek gehad met de Farizeeën over het huwelijk en andere moeilijke dingen en had daarna zijn discipelen nog verder onderwezen. En de discipelen wilden vrouwen niet eens bij de Meester toelaten. Zij konden niet begrijpen wat die moeders wilden. Kinderen horen niet bij Jezus dachten de discipelen die telden toch niet mee. Wat had de Meester aan kinderen? Konden die zijn woorden begrijpen?... Konden die zijn knechten zijn en voor het koninkrijk strijden?... Nee, voor kinderen was Koninkrijk niet. En ze bestraften de moeders omdat ze Jezus wilden vermoeien met zo’n dwaas plan en ze wilden hun weg sturen. Maar Jezus zag de vrouwen staan, bedroefd en diep teleurgesteld, en nam het zijn discipelen erg kwalijk. Hij zei: Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanige is het Konikrijk Gods.” En toen riep Hij de kinderen bij zich. Ze hadden Hem misschien nog nooit gezien maar ze kwamen dadelijk blij op Hem toe toen ze zijn stem hoorden. Voor Jezus was geen van die kinderen bang. Ze drongen om Hem heen en Hij zetten ze op zijn schoot en sprak ze allen vriendelijk toe. Ze waren nog klein, maar ze begrepen heel goed dat Jezus van hun hield. Ze keken Hem aan met hun heldere ogen en zelfs de zuigelingen die in zijn armen werden gelegd, lachten Hem vol vertrouwen toe. Ze legden hun kleine zachte handjes zonder aarzeling in de zijne. En Hij raakte ze niet alleen aan, zoals de moeders hadden willen vragen, maar Hij legde zijn armen om hen heen en drukte ze aan tegen zijn borst en daarna zegende Hij ze. De moeders stonden erbij, met tranen van blijdschap en ontroering in haar ogen. En de discipelen zagen het verbaasd aan stil van schaamte. Toen hoorden ze Jezus zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnen gaan. En toen wisten de discipelen dat zij nog veel te leren hadden. Niet naar wijze en geleerde mensen vroeg Jezus en niet naar grote sterke mensen, die trots waren op hun kracht. Maar zei die zich klein en onberekend voelen. Die zo nederig en vol vertrouwen als kinderen tot Hem kwamen, zouden zijn ware discipelen zijn.”

1. Eens brachten de moeders de kinderen tot Jezus,
        toen spraken de discipelen, Gaat weg van de Heer!”
        Maar Jezus zag hun henen gaan,
        en sprak haar o zo vriendelijk aan:
        Laat toch de kinderen komen tot Mij!”

    2. Want hen wil “k ontvangen en in mijn armen nemen,
        ik zal der lammeren Herder zijn:
        o zendt ze niet van hier!
        Elk kind dat Mij zijn hartje geeft,
       zal Ik maken dat gelukkig leeft
       Laat toch de kinderen komen tot Mij!”

3. Hoe vriendelijk was Jezus voor deze kleine kinderen!
        maar vele duizend kleine kinderen,
        Ach, zij hoorden nooit Zijn naam.
        Zij weten nog niet zoals wij,
        Dat eens de lieve Heiland zei:
        Laat toch de kinderen komen tot Mij!

YOUTUBE filmpje

Ingezonden door Suzan de Boe.