De uitstorting van de Heilige Geest
11/12/17 13:19
De uitstorting van de Heilige Geest.
Op het pinksterfeest is het gebeurd, zeven weken na Jezus opstanding. Het grote en onbegrijpelijke wonder van de uitstorting van de Heilige Geest. Op een oogstfeest, toen de eerstelingen van het koren, de eerste broden van de nieuwe tarwe, in de tempel werden geofferd. In een huis dicht bij de tempel, misschien wel in één der bijgebouwen waren de discipelen weer allen samen gekomen. Tien dagen hadden ze gewacht, nadat de Heiland ten hemel was gevaren. En ze hadden niet opgehouden te bidden om de Geest, die Jezus had beloofd. Op de pinksterdag werd dat gebed verhoord.
De Geest kwam, onzichtbaar als de wind, maar krachtig en onweerstaanbaar als een storm. Hij kwam als een vuur, reinigend en verlichtend de harten. Er kwam eensklaps uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag, dat het hele huis vulde. Het ruiste en joelde en tòch bleef alles rustig. Geen deur sloeg open geen stofje waaide op. Toen zagen de discipelen op elkanders hoofden vlammen neerdalen. Puntige vlammen als tongen van vuur. Maar geen haar op hun hoofd werd geschroeid. Ze begrepen dat nu gebeurde wat Johannes de Doper had voorspeld toen hij zei: Ik doop u met water doch Hij komt die sterker is dan ik die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. En wat ze toen hoorden en zagen was niet het voornaamste. Het geluid van die windvlaag en die vurige tongen waren slechts tekenen. Het voornaamste gebeuren stil en onzichtbaar, zodat niemand het merkte bij de ander. Maar ieder voelde het in zijn eigen hart, dat vol stroomde met de Heilige Geest.
Een onuitsprekelijke vreugde vervulde hen allen, een hemelse kracht en blijdschap. Zij hieven hun handen jubelend naar de hemel en hun woorden waren te arm voor hun vreugde. Ze begonnen te spreken in vreemde talen, die eenvoudige mensen, die misschien nooit uit hun land waren geweest. De Geest was het, die hun wijsheid gaf. Die verlichtte hun verstand en bestuurde hun tong. En in vele talen loofden zij God! Op de straten en in de tempel was ook dat geheimzinnige geluid gehoord en de mensen kwamen in opschudding. Zij liepen verwonderd te hoop bij hun huis waar dit geluid vandaan kwam en gingen er schoorvoetend naar binnen. Toen zagen zij een troepje eenvoudige mannen en raakten buiten zichzelf van verwondering. Want die mensen waren uit allerlei landen, uit Perzië en Mesopotamië, uit Azië en Egypte, uit Rome en Arabië, en nu hoorden allen in hun eigen taal de lof van God verkondigen. Zij riepen. Zijn niet al deze mannen Galileeërs? Hoe is het dan mogelijk. Dat ze de taal spreken van ons geboorteland?” En zij waren geheel met de zaak verlegen en stamelden: Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend. Ze hebben te veel wijn gehad. Ineens werd het heel stil in de zaal. Want één van die mannen trad naar voren en sprak hen allen toe.
Het was Petrus. Zijn eigen ogen schitterden van vreugde. Zijn stem klonk vast en blij: Gij Joden en allen die te Jeruzalem woonachtig zijn, luistert naar mij. Wij zijn niet dronken zoals jullie veronderstelt, want het is nog maar negen uur in de morgen. Dan zijn er nog geen dronken mensen. Maar dit is, wat voorspeld werd door de profeet Joël. En het zal zijn in de laatste dagen zegt God dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren. En het zal zijn dat al wie de Naam des Heren aanroept, behouden zal worden. Daarna begon hij over Jezus te spreken. Deze mensen hadden allen wel van Hem gehoord. Velen hadden zijn wonderen gezien en ook zijn lijden. Ze hadden mee geroepen voor Pilatus: Kruisigt Hem! Kruisigt Hem! En ze wisten, dat Hij gestorven was en begraven. Petrus wilde niets liever dan over zijn Meester te spreken. Hij hield een lange vurige reden en maakte de meeste mensen duidelijk dat Jezus lijden moest om de straf te dragen voor de zonden van het volk.
Hij bewees uit de schriften dat Jezus niet in het graf kon blijven maar dat Hij door God opgewekt was uit de doden en naar de hemel was gevaren en dat Hij daar nu troonde aan Gods rechterhand. Petrus sprak met zoveel wijsheid dat ze zich allen verwonderden. Ze hadden de Schriften dikwijls gelezen maar nu pas verstonden zij die. Nu drong het tot hen door wat ze gedaan hadden toen ze Jezus verwierpen. En ze hoorden het Petrus zeggen: Dus moet gij zeker weten dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft. Deze Jezus die gij gekruisigd hebt! Toen zij dit hoorden werden zij diep in hun harten getroffen. Hadden zij de Christus gekruisigd? Dan rustte Gods toorn op hun leven. Zij riepen wanhopig uit: Wat moeten wij doen mannen broeders?
En gelukkig was er nog redding voor hen. God wilde hun al het kwaad vergeven als ze met berouw tot Hem kwamen. Ook voor hen was Jezus gestorven. Hij die ze gehaat hadden had hen lief. Petrus zei: Bekeert u en een ieder van u laten zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden. Dat is een heerlijk pinksterfeest geworden in Jeruzalem. Want veel mensen aanvaarden de woorden van Petrus en lieten zich dopen. Toen het avond geworden was waren er ongeveer drieduizend zielen voor Jezus gewonnen.
Het waren de eerstelingen van de grote wereldoogst die het oogstfeest tot God waren gebracht. Toen na het feest weer velen wegtrokken naar hun land droegen zij een groot geluk mee in hun hart en konden er niet over zwijgen. Het koninkrijk groeide en breide zich over de aarde.
Youtube Filmpje
Ingezonden door Suzan de Boe.
Op het pinksterfeest is het gebeurd, zeven weken na Jezus opstanding. Het grote en onbegrijpelijke wonder van de uitstorting van de Heilige Geest. Op een oogstfeest, toen de eerstelingen van het koren, de eerste broden van de nieuwe tarwe, in de tempel werden geofferd. In een huis dicht bij de tempel, misschien wel in één der bijgebouwen waren de discipelen weer allen samen gekomen. Tien dagen hadden ze gewacht, nadat de Heiland ten hemel was gevaren. En ze hadden niet opgehouden te bidden om de Geest, die Jezus had beloofd. Op de pinksterdag werd dat gebed verhoord.
De Geest kwam, onzichtbaar als de wind, maar krachtig en onweerstaanbaar als een storm. Hij kwam als een vuur, reinigend en verlichtend de harten. Er kwam eensklaps uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag, dat het hele huis vulde. Het ruiste en joelde en tòch bleef alles rustig. Geen deur sloeg open geen stofje waaide op. Toen zagen de discipelen op elkanders hoofden vlammen neerdalen. Puntige vlammen als tongen van vuur. Maar geen haar op hun hoofd werd geschroeid. Ze begrepen dat nu gebeurde wat Johannes de Doper had voorspeld toen hij zei: Ik doop u met water doch Hij komt die sterker is dan ik die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. En wat ze toen hoorden en zagen was niet het voornaamste. Het geluid van die windvlaag en die vurige tongen waren slechts tekenen. Het voornaamste gebeuren stil en onzichtbaar, zodat niemand het merkte bij de ander. Maar ieder voelde het in zijn eigen hart, dat vol stroomde met de Heilige Geest.
Een onuitsprekelijke vreugde vervulde hen allen, een hemelse kracht en blijdschap. Zij hieven hun handen jubelend naar de hemel en hun woorden waren te arm voor hun vreugde. Ze begonnen te spreken in vreemde talen, die eenvoudige mensen, die misschien nooit uit hun land waren geweest. De Geest was het, die hun wijsheid gaf. Die verlichtte hun verstand en bestuurde hun tong. En in vele talen loofden zij God! Op de straten en in de tempel was ook dat geheimzinnige geluid gehoord en de mensen kwamen in opschudding. Zij liepen verwonderd te hoop bij hun huis waar dit geluid vandaan kwam en gingen er schoorvoetend naar binnen. Toen zagen zij een troepje eenvoudige mannen en raakten buiten zichzelf van verwondering. Want die mensen waren uit allerlei landen, uit Perzië en Mesopotamië, uit Azië en Egypte, uit Rome en Arabië, en nu hoorden allen in hun eigen taal de lof van God verkondigen. Zij riepen. Zijn niet al deze mannen Galileeërs? Hoe is het dan mogelijk. Dat ze de taal spreken van ons geboorteland?” En zij waren geheel met de zaak verlegen en stamelden: Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend. Ze hebben te veel wijn gehad. Ineens werd het heel stil in de zaal. Want één van die mannen trad naar voren en sprak hen allen toe.
Het was Petrus. Zijn eigen ogen schitterden van vreugde. Zijn stem klonk vast en blij: Gij Joden en allen die te Jeruzalem woonachtig zijn, luistert naar mij. Wij zijn niet dronken zoals jullie veronderstelt, want het is nog maar negen uur in de morgen. Dan zijn er nog geen dronken mensen. Maar dit is, wat voorspeld werd door de profeet Joël. En het zal zijn in de laatste dagen zegt God dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren. En het zal zijn dat al wie de Naam des Heren aanroept, behouden zal worden. Daarna begon hij over Jezus te spreken. Deze mensen hadden allen wel van Hem gehoord. Velen hadden zijn wonderen gezien en ook zijn lijden. Ze hadden mee geroepen voor Pilatus: Kruisigt Hem! Kruisigt Hem! En ze wisten, dat Hij gestorven was en begraven. Petrus wilde niets liever dan over zijn Meester te spreken. Hij hield een lange vurige reden en maakte de meeste mensen duidelijk dat Jezus lijden moest om de straf te dragen voor de zonden van het volk.
Hij bewees uit de schriften dat Jezus niet in het graf kon blijven maar dat Hij door God opgewekt was uit de doden en naar de hemel was gevaren en dat Hij daar nu troonde aan Gods rechterhand. Petrus sprak met zoveel wijsheid dat ze zich allen verwonderden. Ze hadden de Schriften dikwijls gelezen maar nu pas verstonden zij die. Nu drong het tot hen door wat ze gedaan hadden toen ze Jezus verwierpen. En ze hoorden het Petrus zeggen: Dus moet gij zeker weten dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft. Deze Jezus die gij gekruisigd hebt! Toen zij dit hoorden werden zij diep in hun harten getroffen. Hadden zij de Christus gekruisigd? Dan rustte Gods toorn op hun leven. Zij riepen wanhopig uit: Wat moeten wij doen mannen broeders?
En gelukkig was er nog redding voor hen. God wilde hun al het kwaad vergeven als ze met berouw tot Hem kwamen. Ook voor hen was Jezus gestorven. Hij die ze gehaat hadden had hen lief. Petrus zei: Bekeert u en een ieder van u laten zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden. Dat is een heerlijk pinksterfeest geworden in Jeruzalem. Want veel mensen aanvaarden de woorden van Petrus en lieten zich dopen. Toen het avond geworden was waren er ongeveer drieduizend zielen voor Jezus gewonnen.
Het waren de eerstelingen van de grote wereldoogst die het oogstfeest tot God waren gebracht. Toen na het feest weer velen wegtrokken naar hun land droegen zij een groot geluk mee in hun hart en konden er niet over zwijgen. Het koninkrijk groeide en breide zich over de aarde.
Youtube Filmpje
Ingezonden door Suzan de Boe.