De strijd met de Satan
07/12/17 20:02
De strijd met de satan.
In de stille eenzaamheid van de woestijn was Jezus alleen. Grijs was het zand tot aan de verre horizon en grijs waren de kalen rotsen; blauw was de strakke hemel daar boven. In die grijze verlatenheid zwierf Jezus rond, zoals eens Johannes de Doper; maar voedsel zocht hij niet. Hij dacht aan geen voedsel. Hij dacht aan zijn Vader, wiens stem Hij had gehoord bij de Jordaan en die Hem met zijn geest had gezalfd, en zijn ziel was vol heilige vreugde. Hij dacht ook aan zijn werk, dat nu voor Hem lag, het grote werk waarvoor Hij op aarde was gekomen: de verlossing der wereld uit de macht van de Satan. Een lange moeilijke weg lag voor Hem. Een weg waarop haat en spot en schande Hem wachtten en die eens zou leiden door het donkere dal van de dood.
Daarachter pas wachtte de overwinning. Maar gehoorzaam wilde Hij die weg gaan tot het einde toe. In volkomen gehoorzaamheid wilde Hij zich aan zijn Vader toe vertrouwen. En terwijl hij daar alleen was in de woestijn, diep in gedachten, slopen de wilde dieren om Hem heen, maar Hij vreesde niet. Maar er was nog iemand, die daar op loerde. Iemand die vreselijker was dan een briesende leeuw en gevaarlijker dan een giftige slang. Satan. Satan kende Jezus wel.
Hij wist wel, dat deze Jezus, de zoon van God, zijn grootste vijand was. Hij wist het heel goed, dat deze Jezus op aarde was gekomen om hem te overwinnen door zijn gehoorzaamheid en de mensen uit zijn macht te verlossen. Maar eens, lang geleden, had de Satan ook een mens achtervolgd, een mens zonder zonde als deze en hij had hem door zijn listige verleiding tot ongehoorzaamheid gebracht. Die mens, Adam, was toen in het paradijs, te midden van Gods wonderen, en het ontbrak hem aan niets. En deze zwierf hier rond in een wereld, die van God verlaten scheen, zonder eten en drinken. Waarom zou het boze werk dan deze keer niet lukken.
De Satan wachtte een gunstig ogenblik af… Na veertig dagen scheen dat ogenblik gekomen te zijn. Toen was het, alsof Jezus ontwaakte uit zijn gedachten. Hij voelde, dat Hij honger had. Maar hier, in de woestijn, was geen brood. Hier waren slechts zand en stenen en eenzaamheid. Plotseling zei een stem, dicht bij Hem, Indien Gij Gods Zoon zijt, zegt dan tot deze steen, dat hij brood worde!” Ja, dat had de Zoon van God kunnen doen. Als Hij angst had gehad, dat Hij van honger sterven zou en aan God de Vader niet had gedacht, had Hij van deze grijze steen, die voor zijn voeten lag te gloeien in de zon, voedzaam brood gemaakt en snel zijn honger kunnen stillen. Maar Hij kende geen angst en Hij wist het wel heel zeker, dat zijn Vader in de hemel Hem niet vergeten zou. Nee, Hij liet zich zijn vertrouwen op de Vader niet ontnemen! Veertig jaar lang had God zijn volk Israël verzorgd in de woestijn en op zijn woord was het hemelse brood overvloedig neergedaald.
Zou Hij, de Zoon van God dan niet geduldig wachten en gehoorzaam luisteren naar zijn woord? En Hij antwoordde, Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat.” De eerste poging van de Satan was mislukt. Maar hij gaf de moed nog niet op. Hij nam Jezus mee naar de heilige stad en beklom met Hem te tempel. Op de rand van het dak van de tempel stond Jezus en diep onder Hem was de aarde. Tussen hemel en aarde stond Hij. Tussen God en de mensen. Toen sprak de verleider listig: ,,Indien Gij Gods Zoon zijt, werp u zelf dan naar beneden, want er staat immers geschreven, dat Hij zijn engelen bevelen zal, en dat zij U op handen zullen dragen, opdat Gij uw voet aan geen steen zult stoten:…” Dat klonk heel vroom en goed! Satan kende ook de schriften, en meende nu te weten, hoe Jezus bestrijden moest. Jezus, had gezegd, dat Hij op zijn Vader wilde vertrouwen. Welnu, dan moest hij nu maar tonen, dat Hij op Hem vertrouwde. En Jezus wist wel, dat de Vader Hem altijd bewaren zou. Toen de boze Herodes Hem wilde doden, had de Vader Hem gered. Toen de wilde dieren om Hem heen slopen, had de Vader Hem beveiligd. En als Hij van de tempel zou zijn gevallen, zouden de engelen van zijn Vader Hem zeker hebben opgevangen. Maar als Hij zich zelf, moedwillig, het gevaar hebben gezocht. Dan had Hij God gedwongen om een wonder te verrichtten. Was dat gehoorzaamheid?... Was dàt vertrouwen? Zeker, Hij was Gods Zoon, maar Hij behoefde dat hier aan de Satan niet te bewijzen. Die wist het zó ook wel en daarom sidderde hij. Jezus, antwoordde rustig, Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.”En langs de trappen van de tempel ging Hij naar beneden. Ook de tweede aanval van Satan was met het woord van Gods afgeslagen. Maar nog was Satans dwaas hoop niet uitgeput. Hij ging met Jezus op een hoge berg en toonde Hem door een wonder al de koninkrijken der wereld. Al de ellende, die daar heerste door zijn schuld, liet hij niet zien. Alleen hun heerlijkheid! Om die wereld te redden was de Heiland op aarde gekomen. Door zichzelf aan de wereld te geven, zou Hij dat doen. Door een lange zware weg te gaan van smaad en schande, van lijden en sterven, van gehoorzaamheid tot de dood. En daarna zou Hij over heel die wereld Koning zijn. Maar het kon ook anders. In één ogenblik, zonder lijden en sterven, zou Jezus Koning der wereld kunnen zijn. Als Hij God maar vergeten wilde. Satan fluisterde.. , Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt…
Maar Jezus twijfelde geen ogenblik. Hij keerde zich om en sprak. ,,Ga weg Satan, want er staat geschreven.. De Here uw God zult Gij aanbidden en Hem alleen dienen.`Toen vluchtte de Satan sidderend weg en voorlopig liet hij de Heiland met rust. Hij wist nu, dat deze mens sterker was dan hij en hem eens al zijn macht ontnemen zou. Ja, eens zou de Satan moeten knielen voor Hem! Het was hier, in de woestijn, wel anders gegaan dan eens in het paradijs! Dààr was Adam verdreven, hier Satan zelf. Toen had hij vloek kunnen brengen over de mens en heel diens nageslacht was later zijn prooi geworden. Nu verkeerde het alles in zegen. Want toen Jezus alleen was gebleven, daalden Gods engelen neer, omringden blij hun Heer en dienden Hem.
In de stille eenzaamheid van de woestijn was Jezus alleen. Grijs was het zand tot aan de verre horizon en grijs waren de kalen rotsen; blauw was de strakke hemel daar boven. In die grijze verlatenheid zwierf Jezus rond, zoals eens Johannes de Doper; maar voedsel zocht hij niet. Hij dacht aan geen voedsel. Hij dacht aan zijn Vader, wiens stem Hij had gehoord bij de Jordaan en die Hem met zijn geest had gezalfd, en zijn ziel was vol heilige vreugde. Hij dacht ook aan zijn werk, dat nu voor Hem lag, het grote werk waarvoor Hij op aarde was gekomen: de verlossing der wereld uit de macht van de Satan. Een lange moeilijke weg lag voor Hem. Een weg waarop haat en spot en schande Hem wachtten en die eens zou leiden door het donkere dal van de dood.
Daarachter pas wachtte de overwinning. Maar gehoorzaam wilde Hij die weg gaan tot het einde toe. In volkomen gehoorzaamheid wilde Hij zich aan zijn Vader toe vertrouwen. En terwijl hij daar alleen was in de woestijn, diep in gedachten, slopen de wilde dieren om Hem heen, maar Hij vreesde niet. Maar er was nog iemand, die daar op loerde. Iemand die vreselijker was dan een briesende leeuw en gevaarlijker dan een giftige slang. Satan. Satan kende Jezus wel.
Hij wist wel, dat deze Jezus, de zoon van God, zijn grootste vijand was. Hij wist het heel goed, dat deze Jezus op aarde was gekomen om hem te overwinnen door zijn gehoorzaamheid en de mensen uit zijn macht te verlossen. Maar eens, lang geleden, had de Satan ook een mens achtervolgd, een mens zonder zonde als deze en hij had hem door zijn listige verleiding tot ongehoorzaamheid gebracht. Die mens, Adam, was toen in het paradijs, te midden van Gods wonderen, en het ontbrak hem aan niets. En deze zwierf hier rond in een wereld, die van God verlaten scheen, zonder eten en drinken. Waarom zou het boze werk dan deze keer niet lukken.
De Satan wachtte een gunstig ogenblik af… Na veertig dagen scheen dat ogenblik gekomen te zijn. Toen was het, alsof Jezus ontwaakte uit zijn gedachten. Hij voelde, dat Hij honger had. Maar hier, in de woestijn, was geen brood. Hier waren slechts zand en stenen en eenzaamheid. Plotseling zei een stem, dicht bij Hem, Indien Gij Gods Zoon zijt, zegt dan tot deze steen, dat hij brood worde!” Ja, dat had de Zoon van God kunnen doen. Als Hij angst had gehad, dat Hij van honger sterven zou en aan God de Vader niet had gedacht, had Hij van deze grijze steen, die voor zijn voeten lag te gloeien in de zon, voedzaam brood gemaakt en snel zijn honger kunnen stillen. Maar Hij kende geen angst en Hij wist het wel heel zeker, dat zijn Vader in de hemel Hem niet vergeten zou. Nee, Hij liet zich zijn vertrouwen op de Vader niet ontnemen! Veertig jaar lang had God zijn volk Israël verzorgd in de woestijn en op zijn woord was het hemelse brood overvloedig neergedaald.
Zou Hij, de Zoon van God dan niet geduldig wachten en gehoorzaam luisteren naar zijn woord? En Hij antwoordde, Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond van God uitgaat.” De eerste poging van de Satan was mislukt. Maar hij gaf de moed nog niet op. Hij nam Jezus mee naar de heilige stad en beklom met Hem te tempel. Op de rand van het dak van de tempel stond Jezus en diep onder Hem was de aarde. Tussen hemel en aarde stond Hij. Tussen God en de mensen. Toen sprak de verleider listig: ,,Indien Gij Gods Zoon zijt, werp u zelf dan naar beneden, want er staat immers geschreven, dat Hij zijn engelen bevelen zal, en dat zij U op handen zullen dragen, opdat Gij uw voet aan geen steen zult stoten:…” Dat klonk heel vroom en goed! Satan kende ook de schriften, en meende nu te weten, hoe Jezus bestrijden moest. Jezus, had gezegd, dat Hij op zijn Vader wilde vertrouwen. Welnu, dan moest hij nu maar tonen, dat Hij op Hem vertrouwde. En Jezus wist wel, dat de Vader Hem altijd bewaren zou. Toen de boze Herodes Hem wilde doden, had de Vader Hem gered. Toen de wilde dieren om Hem heen slopen, had de Vader Hem beveiligd. En als Hij van de tempel zou zijn gevallen, zouden de engelen van zijn Vader Hem zeker hebben opgevangen. Maar als Hij zich zelf, moedwillig, het gevaar hebben gezocht. Dan had Hij God gedwongen om een wonder te verrichtten. Was dat gehoorzaamheid?... Was dàt vertrouwen? Zeker, Hij was Gods Zoon, maar Hij behoefde dat hier aan de Satan niet te bewijzen. Die wist het zó ook wel en daarom sidderde hij. Jezus, antwoordde rustig, Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.”En langs de trappen van de tempel ging Hij naar beneden. Ook de tweede aanval van Satan was met het woord van Gods afgeslagen. Maar nog was Satans dwaas hoop niet uitgeput. Hij ging met Jezus op een hoge berg en toonde Hem door een wonder al de koninkrijken der wereld. Al de ellende, die daar heerste door zijn schuld, liet hij niet zien. Alleen hun heerlijkheid! Om die wereld te redden was de Heiland op aarde gekomen. Door zichzelf aan de wereld te geven, zou Hij dat doen. Door een lange zware weg te gaan van smaad en schande, van lijden en sterven, van gehoorzaamheid tot de dood. En daarna zou Hij over heel die wereld Koning zijn. Maar het kon ook anders. In één ogenblik, zonder lijden en sterven, zou Jezus Koning der wereld kunnen zijn. Als Hij God maar vergeten wilde. Satan fluisterde.. , Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt…
Maar Jezus twijfelde geen ogenblik. Hij keerde zich om en sprak. ,,Ga weg Satan, want er staat geschreven.. De Here uw God zult Gij aanbidden en Hem alleen dienen.`Toen vluchtte de Satan sidderend weg en voorlopig liet hij de Heiland met rust. Hij wist nu, dat deze mens sterker was dan hij en hem eens al zijn macht ontnemen zou. Ja, eens zou de Satan moeten knielen voor Hem! Het was hier, in de woestijn, wel anders gegaan dan eens in het paradijs! Dààr was Adam verdreven, hier Satan zelf. Toen had hij vloek kunnen brengen over de mens en heel diens nageslacht was later zijn prooi geworden. Nu verkeerde het alles in zegen. Want toen Jezus alleen was gebleven, daalden Gods engelen neer, omringden blij hun Heer en dienden Hem.
En eens zou heel de wereld weten, dat Christus voor zijn volk de Satan had overwonnen!
Ingezonden door Suzan de Boe..