DE BARMHARTIGE SAMARITAAN

DE BARMHARTIGE SAMARITAAN.
Jezus, stond te prediken omringd door het volk. Hij sprak over de heerlijkheid van Gods koninkrijk en het grote geluk van ieder die God wilde dienen met heel hun hart. Toen trad een schrift geleerde naar voren en viel Hem in de rede. Hij had met jaloersheid gezien hoe het volk stond te luisteren naar die eenvoudige Jezus die timmermanszoon. Ik zal Hem eens een paar moeilijke vragen stellen, dacht die man. Misschien moet Hij het antwoord schuldig blijven; dan staat Hij beschaamd voor heel het volk! En als Hij een verkeerd antwoord geef zal ik Hem aanklagen dat Hij een valse leraar is. En toen vroeg hij: Meester wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven? Jezus zag de man aan. Hij zag de list in zijn ogen. Hij zag de minachtende glimlach om die trotse mond. Hij begreep het Boze plan van die man. Hij antwoorde zachtmoedig en geduldig. Dat weet u toch wel? Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest Gij? Het antwoord van de schrift geleerde kwam zo vlot als een van buiten geleerd les: Gij zult de Here uw God liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als u zelf. Jezus knikte hem goedkeurend toe. U hebt juist geantwoord sprak Hij. Doe dat en u zult leven. En Hij keerde zich weer tot het volk. Daar stond die hoogmoedige man toen beschaamd en verlegen als een schooljongen voor de meester. En in zijn verlegenheid deed hij snel nog een vraag, om maar niet zo dom te verschijnen. En hij zei: En wie is mijn naaste? Toen vertelde Jezus aan die geleerde man een verhaal om hem te leren wie zijn naaste was.

Barmhartige%20Samaritaan
Er was eens een man die van Jeruzalem naar Jericho ging. Terwijl hij vertrok langs de eenzame gevaarlijke weg tussen sombere grijze bergen werd hij plotseling overvallen door een bende rovers, die zich in de rotsblokken verborgen hadden. Deze sloegen hem tegen de grond, mishandelden hem en namen hem alles af. Daarna gingen ze weg en lieten hem halfdood liggen. Nadat de ongelukkige daar een poos had gelegen kwam er iemand voorbij. De man richtte zijn pijnlijk hoofd met moeite op en zag dat het een priester was, Deze kwam uit Jeruzalem waar hij offers had gebracht in de tempel en gebeden had voor zijn volk. Zo vrome man zou zeker medelijden hebben. Hij stond reeds stil. Hij zag de ongelukkige en hoorde zijn kreunen. Maar de offers en de gebeden hadden zijn hart niet veranderd. Hij dacht alleen aan zichzelf en aan zijn eigen veiligheid. Wat was deze weg gevaarlijk! Hoe licht konden de rovers ook hem aanvallen. Hij moest maar niet langer blijven als het nodig was! Was het niet beter dat ze één slachtoffer maakten dan twee? Zo dacht de priester en haastig ging hij voorbij aan de overzijde van de weg. Hij liep misschien wel te bidden voor de man, maar hem helpen deed hij niet. Zijn voetstappen stierven weg in de verte.
Het werd weer stil. Een raaf kraste ergens tussen de bergen. De man was alleen met zijn angst met de smart van zijn wonden waar de zon in brandde. Maar plotseling klonken er weer voetstappen. Nu was het een
Leviet, een dienaar van God eveneens als priester. Ook hij had in het huis van God zijn vrome werk gedaan en zag nu op de terugweg naar huis deze man liggen. Maar even als de priester liep hij haastig voorbij en wist dat wel goed te praten. Was zijn leven niet meer waard dan dat van die onbekende? En niemand had immers gezien dat hij voorbij gelopen was? Toen wist die arme beroofde man dat hij sterven moest. Als een priester en een Leviet hem niet helpen van wie kon hij dan nog redding verwachtten?
Maar zie er kwam nog iemand voorbij. Een
Samaritaan was het, een reiziger uit het land Samaria, die daar op zijn ezel aan kwam rijden. Een vijand want die beide volken de Samaritanen en de Joden haten elkaar reeds vele eeuwen; zij verheugden zich elkanders ongeluk en bespotten elkaar waar ze konden. De man wenste dat zijn vijand maar spoedig voorbij zou zijn. Maar de ezel stond stil. Voetstappen kwamen nader; een voorzichtige hand werd onder het hoofd van de gewonde geschoven. En toen die verwonderd op keek zag hij twee medelijdende ogen en wist dat hij gered was. Want die Samaritaan kon niet voor bij gaan toen hij die ongelukkige gezien had. Bij dit lijden vergat hij alles. Hij waste de wonden van de man met zuivere wijn, hij druppelde er olie op om de pijn te verzachten. Toen hielp hij de man op zijn ezel en liep er zelf naast om hem te ondersteunen. Zo trok hij langzaam voort langs de eenzame gevaarlijke weg, en bracht hem in een herberg en verzorgde hem. De volgende morgen riep hij de waard gaf hem twee schellingen en zei: Verzorg hem en mocht u meer kosten hebben dan zal ik ze u vergoeden op mijn terug reis.
Toe Jezus dit verhaal verteld had keek hij de schrift geleerde aan en vroeg: Wie van deze drie dunkt u dat de naaste geweest is van de man, die in handen der rovers was gevallen? En hoe die trotse Jood de Samaritanen haatte hij moest wel zeggen: Die hem barmhartigheid bewezen heeft. Jezus zei: Ga heen doe u even zo. Die schrift geleerde had zo goed van buiten geleerd wat hij doen moest om in de hemel te komen: God liefhebben boven alles en zijn naaste als zichzelf. Maar hij had het nooit geprobeerd. Het waren woorden voor hem gebleven. Ga heen en doe even zo. Als hij maar eens zijn best deed, om zijn naaste lief te hebben! Dan zou hij merken dat hij maar een klein en slecht mens was. En juist dan zou hij heel dichtbij de hemel zijn.

GoodSamaritan
Ingezonden door Suzan de Boe.