De goede Herder

DE Goede Herder.
herder1
In het wijde veld ligt de schaapskooi onder de sterren, donker en stil in de zware schemering van de oosterse nacht. Vier muren, vier wallen van losse opgestapelde stenen met een versperring van doornige takken daarop vormen de kooi. Daarbinnen ligt de kudde te slapen in het droge zand, dicht opeen gedrongen, de schapen en de bokken gescheiden. Een opening in de muur, een smalle poort, geeft toegang tot de kooi. Er is geen deur, die de ruimte afsluit. Maar op de drempel ligt de herder. Een zware stok, een knots, is met een riem bevestigd aan zijn pols en ligt als een geweldig wapen gereed in de greep van zijn hand. Zo sluit die wachter met zijn lichaam de schaapskooi af. Zo is hij de levende deur, die geen vreemde toelaat om binnen te komen. Zijn hoofd heft zich heft zich luisterend op bij het minste geluid, gedruis en als een dief of een roofdier waagt, om over de muur naar binnen te klimmen, zal die wachter het merken.

De kudde slaapt en voelt zich veilig. Want altijd is in de deur de donkere gestalte van de herder, die over hun waakt. Maar wanneer de morgen is gekomen en de zon is opgegaan, staat de herder op en roept de schapen, elk bij de naam die hij hun gegeven heeft. Ze horen zijn stem te gehoorzamen. Ze duwen en dringen zich tussen de andere schapen uit en langs de herder gaan ze naar buiten. Daar wachten ze tot de kudde zich verzameld heeft. Hun ogen zijn op de herder gericht, hun oren spitsen zich, als ze zijn stem horen. En waar hij gaat daar volgen ze hem, omdat zij zijn stem herkennen. Een vreemde zouden zij niet volgen, wanneer die hen riep. De vreemde stem zouden ze verschrikken en doen vluchten. Zoals een vader voor zijn kinderen zorgt, zo zorgt een goede herder voor zijn schapen. Hij loopt voor ze uit en zoekt de beste weg langs de gevaarlijke kloven in het gebergte. Hij brengt ze in grazige weiden en later wanneer ze moe en dorst hebben, voert hij ze mee naar het water. Hij laat ze rusten in de schaduw als de zon hoog aan de hemel staat te branden. Hij verbindt hun wonden als ze zich aan de doornen hebben geschramd. Hij draagt het lam. Dat niet mee kan komen en het vlijt zich dankbaar tegen zijn borst. Hij waakt en zorgt de hele dag. Wanneer een schaap is afgedwaald, jaagt hij het terug met zijn steen uit zijn slinger, waarmee hij treft op een haar. Wanneer een roofdier waagt om de kudde te bespringen valt hij het aan met zijn knots en ontrukt het zijn prooi. Hij heeft desnoods zijn leven over voor de schapen. Zo leidt de goede herder zijn schapen door alle gevaren heen en brengt ze ’s avonds weer veilig terug bij de kooi. Daar stelt hij zich op in de poort en strekt zijn staf. Onder die herdersstaf door gaan zijn schapen één voor één naar binnen en de herder telt ze.



Hij rust niet vóór hij ze allen verzorgd heeft voor de nacht. En pas als er niets meer te zorgen valt strekt hij de moede leden uit op de drempel, legt zijn wapen gereed en vormt weer zelf de deur waarachter de schapen veilig zijn. Over dat werk van een herder sprak Jezus tot zijn hoorders en die wisten wel dat het zo toe ging bij de kudden in de velden rondom Jeruzalem. Ze begrepen ook wel dat wat Jezus vertelde, een gelijkenis was, een beeldspraak waarmee Hij hun iets leren wilden. Maar wat dat was verstonden zij niet. Toen zei Hij: ,,Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Ik ben de goede herder. De goede herderzet zijn leven in voor de schapen.” De discipelen moeten deze woorden wel begrepen hebben. Altijd waren ze veilig geweest bij Jezus, welke gevaren hun ook bedreigden. Als een herder had Hij hen geleid en verzorgd, met liefde en geduld. DE discipelen wisten óók, dat de Farizeeërs en schriftgeleerden valse herders waren, die slechts een eigen eer en voordeel zochten. Maar de schapen van Jezus kudde hadden naar hen niet geluisterd.

herder2
Toen Jezus kwam hadden ze de stem van de goede herder herkend en waren Hem gevolgd. Maar later zouden de discipelen Jezus woorden nog veel beter leren begrijpen. Later,als Hij werkelijk zijn leven voor hen gegeven had !.... Dan zou zijn kudde nog veel groter worden. Uit alle landen en volken zouden de mensen tot Jezus komen, wanneer zijn stem hen roepen zou. Dat zei Hij nu reeds. Hij sprak, ,,Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn, ook die moet Ik leiden en zij zullen mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder,

Ingezonden door Suzan de Boe.