Jezus van Nazareth

Jezus van Nazareth.
Er wordt in de Bijbel bijna niets verteld over Jezus, toen hij kind imgreswas. Je zult het wel vreemd vinden dat men van zijn eerste levensjaar niet alles heeft opgeschreven hoe hij er uitzag wat hij deed en zei, waar hij naar school ging en hoe zijn vader hielp met timmeren. Zoals je misschien wel weet was zijn vader timmerman. Hoe zou het toch komen dat we zo weinig weten uit zijn jeugd? Zou Maria veel dingen van vroeger in haar hart hebben bewaard en er dus nooit met anderen over hebben gesproken? Toen Jezus jong was bleef hij immers nog verborgen voor de mensen wie hij eigenlijk was. Het was een geheim. De herders hadden het hier en daar wel verteld, maar wie wilde er met herders omgaan en hun verhalen geloven. Pas later is het geheim uitgekomen. Toen werd bekend wie Hij was. De geschiedenis in de Bijbel gaat vooral over de laatste jaren van zijn leven, toen Hij predikend en helpend rondtrok dor het land van Israël. De helft van het evangelie verhaal gaat zelfs over de laatste weken van zijn leven. Wat er toen gebeurde was het belangrijkste. We weten dus niet precies wat Jezus deed toen hij klein was. Wel kunnen we iets vertellen over de stad waar hij gewoond heeft en hoe de Joodse families daar leefden. Jezus, heeft gewoond in Nazareth. Daar was hij thuis. Wanneer je door het stadje wandelt, kun je niet meer weten waar hun huis heeft gestaan. Sommige mensen denken dat men vroeger ook in de grotten woonde want bij Nazareth zijn veel grotten in de bergwand. Dat was in de lange warme zomers koel en vooral voor winkels met groente en vlees uitstekend geschikt om alles te bewaren. Jezus, heeft dus in een grot gewoond of in een klein huisje van stenen en klei met een plat dak. Hij sliep nooit in een bed zoals wij. Ook nu nog slapen de meeste mensen daar op een matras of op de grond en ’s zomers als het erg warm is op het dak. Hij liep op blote voeten of op sandalen want ’s zomers waren de stenen gloeiend warm. In december en januari wanneer de winters regens neerstroomden leken de nauwe steile straatjes van Nazareth wel op bergbeken en je kon dan beter op een ezel door het waterwaden. Ook nu nog rijden de jongens op bruine of grauwgrijze ezeltjes door de nauwe stegen en zeker heeft Jezus Dat ook gedaan. Denk het je maar eens in dat je in één van die winkeltjes tussen de zakken met bonen en linzen stond te kijken. Daar komt een jongen op een ezel in een vaart naar beneden. Kippen slaan verschrikt op de vlucht. Het is Jezus. Als de ezel de hoek om is balkt hij met een hese langgerekte schreeuw. Als kind moet Jezus hebben gespeeld met vrienden en vaak bij de bron hebben gestaan waar de vrouwen kruiken op hun hoofd dragend water kwamen halen. Als je dorst had ging je drinken. Daar werd het nieuws van de dag verteld. Hij is vast ook wel eens meegegaan met herdersjongens al stonden herders niet zo goed bekend. Ze lieten vaak hun kudde grazen op de weiden van een ander en hielden zich ook niet aan de wetten, maar och daar in Galilea was men niet zo streng als in Judea, waar de herders echt veracht werden. Ik denk dat Jezus toch met hun mee ging en gedacht heeft: ook David was een herdersjongen en waren het niet de herders geweest, die eerst naar hem waren komen kijken in Bethlehem? Soms zagen ze vanaf de heuvels bij Nazareth beneden de grote vlakte een karavaan voorbij trekken over de weg. Er werd verteld dat er eens een karavaan is voorbij gekomen die peper vervoerde met wel tweehonderd kamelen. Vanuit Nazareth vanaf de top zo’n steile heuvel had je prachtig uitzicht. Dan kon Jezus de wereld zien daar was de verte. De zee zag hij glinsteren achter de blauwachtige Karmelbergen. Naar het noorden kijkend kon hij bij helder weer de witte sneeuwtoppen zien. De Hermon die misschien toen ook al de grijsaard werd genoemd, omdat de top zo wit was als het witte haar van een oude man. Wat denk je dan als jongen? Ik zou die hoge berg ook wel eens op willen klimmen. Onwilligkeurig moet hij dat gedacht hebben aan Mozes, die en hoge berg opklom om met God te spreken. Vanaf Nazareth kon je ook de plaatsen zien waar de heilige geschiedenis was gebeurd die Jezus thuis had horen vertellen. De bergen van Gilboa waar koning Saul verslagen was, de hoogte waar de Gidions bende had gestaan en in het westen bij de zee de Karmelbergen, waar de profeet Elia had gezworven en gestreden met de Baäl priesters. Denk echter maar dat zijn hart het sterkst trok naar het zuiden waarheen altijd de pelgrims gingen. Daar was Jeruzalem de koningsstad, de stad van David die je van hieruit niet kon zien verborgen in de grijsblauwe verte. En nog verder naar het zuiden was de woestijn waar Mozes had gezworven met het volk op weg naar het beloofde land. Beneden hem lag de wijde vlakte van Jizreël het grote strijdperk van de legers. De kwade machten van de wereld. Wie zal de koning zijn op het witte paard, die voor God de overwinning behaalt? Nog steeds moet het rotsblok er liggen waar op Jezus heeft uitgekeken naar de verte. Jeshua! Riep een herdersjongen Jeshua kom! En dan was hij weer gewoon bij de jongens van Nazareth. Soms was er wel eens iets te helpen met de dieren, als er één was zoekgeraakt. Hij wist al goed hoe een kudde te bewaken. Al werd zijn vak later dat van de timmerman. Toen hij ouder werd moest hij bij zijn vader helpen. Een zoon volgde zijn vader gewoonlijk op in het zelfde werk. Je timmert goed zal zijn vader wel eens gezegd hebben toch zal je eens méér worden dan een timmerman. Soms lijk je al wel een schrift geleerde. Zoals je vragen stelt en praten, kunt over de heilige schriften. Schriftgeleerden moeten ook hun brood verdienen. Schammai was ook timmerman en de beroemde geleerde Hillel moest als student gaan hout hakken. Soms had hij geen genoeg geld om de school te betalen. Eens vonden ze hem in de winter verkleumd van de kou toen hij buiten luisterde onder het raam van de school. Jezus leerde ook de gebeden. Het eerste woord dat hij leerde was amen. Dat mocht hij als kleine jongentje al zeggen. Als zijn vader gebeden had. Het betekent: Het is zo het staat vast je kunt er op vertrouwen. En al hoefde een kind nog niet twee maal per dag het grote gebod op te zeggen zoals de grote mensen. Jezus deed het van jongs af aan. Hoor Israël, de Heer is God, de Heer is enig. Gij zult de Heer Uw God lief hebben uit uw gehele hart, met uw gehele ziel en met al uw kracht… En ‘s avonds voor het slapen gaan bad hij. Vader in Uw handen beveel ik mijn geest. Op sabbat ging hij naar school in de synagoge. Ze leerde daar lezen en de jongens moesten de bijbel teksten dreunend uit hun hoofd opzeggen. De meester van deze jongens school was de dienaar van de synagoge, de koster die altijd blies op de trompet wanneer de sabbat aanbrak en bij de diensten de heilige schriftrol mocht halen. De jongens zaten in een kring om hem heen. Meisjes hoefden niet te leren. Zo leefde Jezus als een jongen in Nazareth.
Ingezonden door Suzan de Boe.